Moet er een ‘gezondheidsplicht’ komen? In deze themareeks laat Zorg&Sociaalweb verschillende experts vanuit hun eigen achtergrond hierover aan het woord. In deel III van deze reeks betoogt Anthony Stigter, secretaris gezondheidszorg en arbeidsmarkt bij VNO-NCW, dat vanuit het perspectief van werkgevers de overheid op dit terrein een wispelturig en inconsistent beleid voert.
Door de vergrijzing en ontgroening heeft de meerderheid van de Nederlandse beroepsbevolking één of meerdere gezondheidsklachten. De kans daarop hangt samen met de leeftijd: volgens het RIVM heeft 46% van de mensen tussen 25 en de 54 jaar tenminste één chronische aandoening. In de leeftijdscategorie 55-64 jaar loopt dat op naar 73% en in de leeftijdscategorie 65-74 jaar naar 88%. Tegelijkertijd is de arbeidsdeelname van mensen met een chronische ziekte veel lager dan internationaal gebruikelijk. De Scandinavische landen en Duitsland slagen erin om een arbeidsdeelname van mensen met gezondheidsproblemen te realiseren die tot 35% hoger is dan in ons land.
Dat is opvallend. Ten eerste omdat we een zeer krappe arbeidsmarkt hebben waarin we iedereen nu en straks hard nodig hebben. Diezelfde vergrijzing leidt ertoe dat de beroepsbevolking, anders dan de afgelopen decennia, nauwelijks meer stijgt. En leidt er bovendien toe dat het aantal kwetsbare 80- en 90-plussers zal verdrievoudigen de komende decennia, met een enorme uitbreidingsvraag op de arbeidsmarkt voor de zorg tot gevolg. Ten tweede is dat opvallend omdat het hebben (of houden) van werken per saldo sterk positief bijdraagt aan gezondheid. Dat roept dus de vraag op wat er nodig is om mensen in relatief goede gezondheid oud te worden. En wat in dit verband werkgevers kunnen bijdragen.
In de beleving van werkgevers, zeker in het midden- en kleinbedrijf, is gezondheid op de werkvloer onevenwichtig of zelfs oneerlijk geregeld: een systeem van ‘low trust, high penalty’. Werkenden maken zelf hun keuzes en zijn verantwoordelijk voor hun eigen gezondheid of vitaliteit (prima). De werkgever is verantwoordelijk voor een veilige werkomgeving. Maar, de consequenties van ongezondheid op de werkvloer zijn heel groot gemaakt voor de werkgever. De werkgever is gehouden om maar liefst de eerste twee jaar het loon door te betalen bij ziekte: dat is internationaal gezien heel lang. Samen met de Werkhervattingsregeling Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten zijn werkgevers maar liefst 12 jaar verantwoordelijk voor zieke werknemers. Dit systeem van ‘low trust, high penalty’ stimuleert werkgevers misschien om ziekteverzuim te reduceren, maar brengt ongewenste maatschappelijke kosten met zich mee: selectie op (mogelijke) gezondheidsproblemen of leeftijd en afwenteling van werkgeversrisico’s via flexcontracten. Dat vertaalt zich in een lagere arbeidsdeelname van mensen met gezondheidsproblemen. Ten slotte kent ons stelsel van gezondheidszorg tot dusverre een sterk medische focus. Terwijl veel werkenden met (chronische) gezondheidsklachten vooral ondersteuning zoeken bij wat hen in staat stelt om te blijven werken.
Vanuit het perspectief van werkgevers voert de overheid een wispelturig en inconsistent beleid. Ik geef twee actuele voorbeelden. Veel vitaliteits- en preventiebeleid van werkgevers plaats via aanvullende afspraken die werkgevers (of hun brancheorganisaties) maken met zorgverzekeraars. Maar liefst 6 van de 9 miljoen werkenden heeft tot dusverre een zorgverzekering via de werkgever lopen, om daar een kleine korting (tot 5%) mag worden gegeven. De politiek wil helemaal van die (kleine) korting af, omdat die niet zou passen in een solidair zorgstelsel. Het gevolg is echter dat het kind met het badwater wordt weggegooid: veel werkgevers stoppen met vitaliteitsbeleid. Ten tweede: om onduidelijke redenen is de gerichte vrijstelling voor zogenaamde “arbovoorzieningen” in de Werkkostenregeling plotseling per 1 januari 2022 versoberd. Het gevolg is dat als een werkgever, bijvoorbeeld, een cursus “stoppen met roken” wil aanbieden, daar voortaan belasting over wordt geheven. De overheid haalt dus belastingen op als de werkgever in vitaliteit investeert. Terwijl iedereen graag ziet dat werkgevers méér investeren in vitaliteit op de werkvloer.
Natuurlijk willen we allemaal dat mensen in relatief goede gezondheid oud kunnen worden. Juist in deze krappe en vergrijzende arbeidsmarkt wordt dat extra belangrijk en urgent. De huidige inrichting van de arbeidsmarkt en zorg is daar onvoldoende op voorbereid. Wat zijn dan de belangrijkste uitdagingen voor Haagse beleidsmakers? Ten eerste moet de inrichting van de Nederlandse arbeidsmarkt op de schop. De lange periode van loondoorbetalingsplicht bij ziekte (van twee jaar) ontmoedigt werkgevers om mensen met gezondheidsproblemen aan te nemen of in dienst te houden. Het in dienst nemen van mensen moet weer aantrekkelijk worden gemaakt, door de grote risico’s en kosten ervan te verminderen. Ten tweede mag de rolverdeling op de werkvloer evenwichtiger worden gemaakt: werkenden zelf mogen meer worden aangesproken op een gezonder(e) leefstijl. Werkgevers kunnen hun werknemers, ook vanuit welbegrepen eigenbelang, daarbij helpen en faciliteren. Ten derde vraagt dat om consistent overheidsbeleid dat werkgevers en werknemers stimuleert om te werken aan meer vitaliteit (in plaats van werkgeversinspanningen te ontmoedigen). Ten slotte moet het zorgstelsel meer oog krijg voor de noden van mensen: wat is nodig om hen in staat te stellen aan het werk te blijven? Voorbeelden zijn bredere toepassing van e-health voor mensen met psychische klachten of chronische gezondheidsproblemen en aangepaste richtlijnen die werk(hervatting) bevorderen en faciliteren.
Verder lezen?
In het eerste deel van deze themareeks legt Ruben Wenselaar, CEO bij Menzis en één van de initiatiefnemers van dit idee, uit waarom een gezondheidsplicht noodzakelijk is.
Ina Kerkdijk, directeur bij ZorgAccent, legt in deel II uit waarom zij met de invoering van een gezondheidsplicht vreest voor nog méér starre regels .
In het vierde deel toont de Amsterdamse zorgwethouder Simone Kukenheim (D66) hoe gemeenten in haar ogen hierin een voortrekkersrol kunnen spelen. Maar dan verwacht ze wel meer betrokkenheid van het Rijk.