In de literatuur werd er al onderzoek naar gedaan. Inmiddels lopen er tal van projecten in Nederland die een vorm van domeinoverstijgende samenwerking toepassen. Met de juiste aanpak, is het daarna vooral een kwestie van doen.
Waarom zouden we domeinoverstijgend willen samenwerken? Een casus. Meneer van Otterlo is 57 jaar oud en tien jaar geleden gescheiden. (1) Hij heeft geen kinderen en werkt als leraar geschiedenis op een middelbare school. Op zijn vijftiende is er suikerziekte geconstateerd, waarvoor hij insuline moet gebruiken. Meneer van Otterlo heeft tevens periodes met depressie, waardoor hij zich met enige regelmaat ziek moet melden. Hij ziet het leven dan niet meer zitten en gebruikt zijn insuline in deze periodes onregelmatig. Dit leidt tot een ontregeling van de suikerziekte en dat maakt hem nog somberder. In deze periodes maakt hij zijn post niet open en betaalt hij zijn rekeningen niet op tijd. Hij heeft een goed salaris, dat is het probleem niet, maar door de moe- en somberheid komt hij er niet toe. Ook ruimt hij zijn huis niet op, waardoor het er begint te stinken omdat afval blijft liggen.
Wat zou u doen? De depressie behandelen? De suikerziekte weer goed instellen? Zorgen dat de rekeningen worden betaald? Of het huis laten schoonmaken, zodat hij zich wat beter gaat voelen? Het antwoord hierop laat zich raden: het is én, én, én. Maar wie doet nu wat? En hoe doen we dit op een zo efficiënte en burgervriendelijke manier?
Deze kluwen aan problemen – die eerder de regel dan de uitzondering is – vraagt om een domeinoverstijgende samenwerking, waarbij de burger wordt gestimuleerd om zoveel mogelijk eigen regie te nemen. De redenen hiervoor zijn praktisch van aard, maar ook vanuit een breed gedeelde visie op (positieve) gezondheid en het belang van integraal denken en werken. Mensen bestaan uit één stuk, en het is de kunst om de zorg zo in te richten, dat we als hulpverleners samen om de burger heen gaan staan. Op die manier kennen we elkaar als professionals, weten wie wat doet en houdt de burger zowel het overzicht als de regie.
Velen van u die dit stuk lezen weten dat het organiseren van deze domeinoverstijgende samenwerking en het stimuleren van eigen regie in de praktijk niet gemakkelijk zijn. Er is vaak sprake van versnippering van zorg en gebrek aan samenwerking, waarbij de burger het overzicht verliest en geen eigen regie ervaart of kan nemen. Meneer van Otterlo heeft een middelbare schoolvriend, die betrokken is, maar moeite heeft met zijn terugkerende depressies. Hij wil graag iets voor hem doen, maar ziet door de bomen het bos niet meer. In een domeinoverstijgende samenwerking proberen we ook de naasten op een passende wijze te betrekken. De vriend wil wel helpen bij het open maken van de post en het betalen van de rekeningen, zolang meneer van Otterlo daar zelf geen energie voor heeft. Deze bijdrage is niet geheel onbelangrijk.
Inmiddels lopen er tal van projecten in Nederland die een vorm van domeinoverstijgende samenwerking toepassen. Bijvoorbeeld doordat professionals uit de ggz (vaak verpleegkundigen) participeren in sociale wijkteams van de gemeente, of vice versa. Ook staat het doorontwikkelen en toepassen van domeinoverstijgende samenwerking centraal in het Integraal Zorgakkoord, wat momenteel onder leiding van het ministerie van VWS, in samenwerking met veldpartijen, voor de hele zorg van toepassing zal zijn.
In de recent verschenen boeken Netwerkpsychiatrie: Samenwerken aan herstel en gezondheid (Mulder e.a., 2021) en Gedragsverandering vanuit positieve gezondheid (Dierx e.a., 2022) worden enkele van deze domeinoverstijgende vormen van samenwerking verder uitgewerkt. Eén van de belangrijke aspecten hierbij is het ‘interprofessioneel samenwerken’, volgens het zogenaamde ‘interprofessioneel model’. Dierx e.a. beschrijven dit als:
“samenwerking tussen professionals van verschillende disciplines die gezamenlijke overlegmomenten hebben, waarbij informatie, ideeën en aanbevelingen worden uitgewisseld, en er een interprofessioneel team bestaat, waarbij men in samenspraak en met gedeelde verantwoordelijkheid een gemeenschappelijke visie en een doelgerichte aanpak ontwikkelt. Dit alles samen met de burger die in dit proces participeert.”
Netwerkpsychiatrie beschrijft een vergelijkbare aanpak, die echter nog een stap verder gaat, namelijk: een aanpak waarbij systematisch wordt geprobeerd om de burger de leiding te laten nemen over dit proces – ondersteund door een ‘regieondersteuner’ – en de naasten eveneens participeren. Dit mini-netwerk wat we om de burger proberen te vormen, noemen we (naar Zweeds voorbeeld) een ‘Resourcegroep’ of ‘Samenwerkgroep’. In een wetenschappelijk onderzoek in de ggz is inmiddels aangetoond dat deze Resourcegroepen-methodiek kan werken voor 75 procent van de patiënten en tot meer empowerment leidt dan de gebruikelijke FACT-zorg (Tjaden e.a., 2019).
Ook bij deze Resourcegroepen geldt het adagium ‘niets over ons, zonder ons’. Hierdoor zijn er geen problemen met privacy en het uitwisselen van informatie tussen professionals uit meerdere domeinen. Dit komt doordat de burger steeds aanwezig is bij de interprofessionele overleggen. Sterker nog, we proberen om de burger de regie te geven door deze bijeenkomsten voor te laten zitten. Doordat iedereen (digitaal) aanwezig is tijdens deze ‘samenwerkgroep-bijeenkomsten’, voorkomen we dat professionals langs elkaar heen werken. Iedereen werkt immers vanuit één plan, waardoor het geheel overzichtelijk blijft.
Inmiddels is gebleken dat deze werkwijze ook prima kan worden toegepast vanuit het sociaal domein, bijvoorbeeld vanuit een sociaal wijkteam, of een beschermde woonvorm (Spiering e.a., 2021). Eventueel kunnen we deze samenwerkwijze ook nog digitaal ondersteunen door de reeds veel toegepaste OZO-verbindzorg applicatie. (2)
Meneer van Otterlo wil wel proberen om een Samenwerkgroep te vormen. Leiding geven was hem wel vertrouwd als leraar. Hij vroeg zijn vriend om mee te doen, en vervolgens haakt een psycholoog en een psychiater uit de ggz aan voor de behandeling van de depressie, een verpleegkundige van het wijkteam voor de suikerziekte en een woonbegeleider voor het op orde brengen van zijn huis. Tussen de bijeenkomsten van de Samenwerkgroep door, doet iedere professional zijn taak. Zijn vriend komt regelmatig langs om de post open te maken en samen met hem ergens wat te gaan drinken.
Tijdens de Samenwerkgroep-bijeenkomsten wordt besproken hoe het gaat en worden de plannen op elkaar afgestemd. Na ongeveer twee jaar kunnen de professionals uit de ggz en de woonbegeleider stoppen, en is er nog sporadisch contact met de verpleegkundige voor de suikerziekte. De vriendschap is inmiddels sterker geworden en zijn vriend is blij dat hij kon bijdragen aan het verbeteren van de situatie.
Uiteindelijk heeft deze aanpak ertoe geleid dat meneer van Otterlo niet naar het ziekenhuis moest voor een ontregelde suikerziekte. Of dat hij schulden ontwikkelt door onbetaalde rekeningen. Daarmee lijkt deze vorm van domeinoverstijgende samenwerking zichzelf terug te betalen, zoals ook is beschreven in de micro-analyses in het kader van de maatschappelijke businesscase van het project Ruwaard, wat een vergelijkbare werkwijze kent (Blom e.a., 2022).
Zo kunnen we domeinoverstijgende samenwerking op dit ‘microniveau’ op diverse manieren organiseren, waarbij het helpt wanneer managers en bestuurders deze werkwijze ondersteunen en professionals hierin scholen. Het kan eveneens helpen om de financiering van de zorg vanuit de zorgverzekeringswet, de Wmo en de Wlz voor een bepaalde regio te bundelen. Zo kan deze werkwijze voor de professionals eenvoudiger worden gemaakt. Dit is echter niet strikt noodzakelijk.
Wat wel nodig is, is dat professionals ‘interprofessioneel’ en gelijkwaardig gaan samenwerken, en burgers geholpen worden om de leiding te nemen, hetgeen in de praktijk natuurlijk lang niet altijd makkelijk of mogelijk is. Tot nu zijn de ‘proeftuinen’ op dit gebied echter zeer succesvol; het smaakt naar meer. Domeinoverstijgend samenwerken hoeft geen utopie te zijn; het is vooral een kwestie van doen.
Dit is een fictieve naam.
Link naar www.ozoverbindzorg.nl
Blom, A., Bressers, J., Eindevaluatie Proeftuin Ruwaard 2022. Intern Rapport. Verschijnt in 2022 in boekvorm.
Dierx, J., Bot, C. de, Steuns, A., Mares, M., Gedragsverandering vanuit positieve gezondheid: Samenspel tussen zorg en welzijn. Uitgeverij Coutinho, Bussum 2022.
Mulder, N., Weeghel, J. van, Delespaul, P., Bovenberg, F., Berkvens, B., Leeman, E., Kroon, H., Mierlo, T. van, Kienhorst, K., Netwerkpsychiatrie: Samenwerken aan herstel en gezondheid. Boom Uitgevers, Amsterdam 2021.
Spiering, S., Hees, M. van, Mac Gillavry, M., Resourcegroepen Amsterdam. Eerste ervaringen met resourcegroepen in het sociaal domein. Participatie en Herstel 2021; 2: 4-13
Tjaden, C., Mulder, C.L., Hollander, W. den, Catselein, S., Delespaul, P., Keet, R., Weeghel, J. van, Kroon, H., ‘Effectiveness of Resource Groups for Improving Empowerment, Quality of Life, and Functioning of People With Severe Mental Illness: A Randomized Clinical Trial.’ JAMA Psychiatry 2021; 78: 1309-1318.