De regering had een droom: in de participatiesamenleving doet iedereen mee en werken mensen met een beperking bij een reguliere werkgever. Een mooie droom, maar zoals wel vaker, staan tussen droom en daad wetten, heel veel regelingen en fysieke belemmeringen in de weg. Inmiddels zijn we vijf jaar verder. De Participatiewet heeft nog niet voor iedereen gebracht wat was verwacht. De FNV kwam eind januari met een plan dat perspectief biedt voor zowel mensen met een beperking als SW-bedrijven, die als gevolg van de droom worstelen met hun bestaan.
In het witboek Recht op werk van de FNV staan verhalen van mensen met een beperking waaruit blijkt dat werk belangrijk is: je hoort ergens bij, je kunt je ontwikkelen, je kunt verder komen. Wat dat betreft was het idee achter de Participatiewet dat mensen met een beperking bij reguliere werkgevers een baan moeten vinden aansprekend. De gedachte dat deze mensen kunnen werken bij reguliere werkgevers, daar kan niemand iets tegen hebben. Het is een poging om segregatie tussen mensen tegen te gaan.
Dat dit vooralsnog niet gelukt is, blijkt uit het witboek van de FNV. Is het voor mensen met een beperking al lastig werk te vinden, blijkt ook dat het haast ondoenlijk is om werk te behouden.(1) Heel pijnlijk is het te lezen dat de loopbaan van deze mensen verloopt van stageplek via werkervaringsplek naar proefplaatsing zonder enig zicht op een duurzame arbeidsplek.
Doordat de regering vond dat mensen zoveel mogelijk aan de slag moesten bij reguliere werkgevers besloot ze de instroom in de sociale werkvoorziening stop te zetten. Op zichzelf een sympathiek streven: niet meer apart in een bedrijf met andere mensen met een beperking naast de rest van de werkende wereld. Gemeenten, die de eindverantwoordelijkheid kregen voor de uitvoering van de Participatiewet, gingen voortvarend te werk. Allerlei taken in de werving, selectie en begeleiding van mensen met een beperking namen ze zelf ter hand. In al hun voortvarendheid vergaten ze dat de regering ook had besloten dat er 30.000 beschutte werkplaatsen moeten komen. Volgens het SCP is in 2019 slechts de helft van die 30.000 plekken daadwerkelijk gerealiseerd.
Het rigoureuze besluit om de instroom in SW-bedrijven te stoppen gaf veel onrust. Het leek alsof SW-bedrijven geen enkel bestaansrecht meer hadden. Terwijl ze dit wel degelijk hebben voor de bestaande medewerkers die bij ze in dienst blijven, en doordat zij beschutte werkplekken kunnen leveren. Nog schrijnender was dat de regering geen oog had voor de expertise die deze bedrijven hebben met betrekking tot het analyseren van werkprocessen in reguliere bedrijven, jobcarving, functiecreatie, noch voor de expertise om ook mensen met een psychische aandoening passend werk te bieden. Het Witboek laat zien dat SW-bedrijven al volop bezig waren zich om te vormen tot moderne werkbedrijven, waarin de focus kwam te liggen op doorstroom naar regulier werk.
De FNV roept dan ook op om gebruik te maken van de enorme expertise van SW-bedrijven en ze een volwaardige plek te geven in de sociale infrastructuur rondom de Participatiewet. Twee mooie voorbeelden worden genoemd van bedrijven die zich al hebben omgevormd tot sociale ontwikkelbedrijven. Ze bieden mensen met een beperking de mogelijkheid om door te stromen naar externe werkgevers via detachering of een reguliere werkplek, maar zijn tegelijkertijd een vangnet als dat niet lukt. De FNV laat ook zien dat deze bedrijven een rol kunnen hebben in de doorontwikkeling van technologische middelen zoals de hololens (een instructiebril), exoskeletten en cobots ter ondersteuning van mensen met een beperking.
Uitgangspunt is dat het werk wordt betaald. Dit leidt tot een verdienmodel waarbij nog een minimale overheidsfinanciering noodzakelijk is.(2) Ten behoeve van een sterke rechtspositie van de medewerkers in sociale ontwikkelingsbedrijven gaat de VNG in 2020 onderzoek doen naar de mogelijkheden om voor hen een cao af te sluiten.
Staatssecretaris van SZW Tamara van Ark heeft de transformatie naar sociale ontwikkelbedrijven in 2019 al toegejuicht. Ik denk ook dat ze belangrijk zijn. Het is wel zaak dat gemeenten ruimte geven aan sociale ontwikkelingsbedrijven en mensen met een beperking daar laten instromen. Partnerschap tussen gemeenten, sociale ontwikkelbedrijven en sociale ondernemers zorgt voor een optimale infrastructuur waardoor mensen met een beperking aan de slag kunnen bij reguliere werkgevers, zich kunnen blijven ontwikkelen en een vangnet hebben met een sterke rechtspositie als er ook nog een cao onder ligt.
(1) Zie ook A. Smit (2018). Het perspectief van de kandidaten. In P. Oden, M. Beukeveld en E. Offers (red.), Partnerschap door regelruimte, De samenwerking van ondernemers bij gemeenten bij de Participatiewet (pp. 42-48). Hanzehogeschool Groningen
(2) R. Capel (2020). Het Sociaal Ontwikkelbedrijf: werkvormen, kosten en baten