De taak van het College bescherming persoonsgegevens (CBP), roepnaam Autoriteit Persoonsgegevens (AP), is toezien of organisaties zich houden aan de wet- en regelgeving voor het gebruik van persoonsgegevens. Deze toezichthouder beschikt over een stevig instrumentarium bij overtredingen van bepaalde voorschriften die de bescherming van persoonsgegevens betreffen. De Autoriteit Persoonsgegevens kan zelfs boeten opleggen die hoog kunnen oplopen. De angst daarvoor wordt soms zwaar aangezet. Maar niemand kan door de AP worden overvallen met een hoge boete (meer dan ca. € 8.000,-), want bij de hoge bedragen moet eerst een bindende aanwijzing worden gegeven. Die boete is pas aan de orde als de aanwijzing niet wordt uitgevoerd. De AP kan beleidsregels maken. Beleidsregels concretiseren hoe de wet tot uitvoering komt, maar kunnen naar hun aard nooit buiten de wet treden. De AP heeft in de afgelopen periode duidelijke kaders neergezet, ook voor de uitvoering van regels in het sociaal domein. Voor de Participatiewet vallen er 2 op:
Internetonderzoek door gemeenten
Volgens een besluit van de AP mag het preventief raadplegen van bronnen op internet, bijvoorbeeld bij het in behandeling nemen van een aanvraag, niet plaatsvinden als er geen indicatie voor fraude is. Daar denkt de Centrale Raad van Beroep (CRvB) anders over. De algemene onderzoeksbevoegdheid van het college kan steeds en spontaan worden uitgeoefend ten aanzien van alle bijstandsgerechtigden. Daarvoor is geen voorafgaand en redengevend feit, signaal, grond of vermoeden vereist (ECLI:NL:CRVB:2016:792). Een betoog dat het zonder indicatie verrichten van onderzoek op facebook een ongerechtvaardigde inbreuk is op het recht op respect voor het privéleven treft daarom geen doel (ECLI:NL:CRVB:2017:2284).
Stelselmatige observaties via camera
Naar het oordeel van de AP vormt de inzet van video-apparatuur om heimelijk te controleren of uitkeringsontvangers frauderen, een stelselmatige observatie in de zin van het Wetboek van Strafvordering. Zo’n observatie is in strijd met de wet, behalve als de officier van Justitie daarmee heeft ingestemd.
Ook hier is de CRvB genuanceerder; kortdurende waarnemingen vanaf de openbare weg op verschillende tijdstippen van de dag die niet zijn gedaan in een aaneengesloten periode, zijn niet aan te merken als stelselmatige observaties (ECLI:NL:CRVB:2017:297 en specifiek betreffende camara-observatie, zie ECLI:NL:CRVB:2015:4881).
Taak van een toezichthouder
Bij het ontstaan van de Algemene bijstandswet (een van de voorlopers van de Participatiewet) is veel te doen geweest over de rol van een toezichthouder. Voor dit toezicht is uitdrukkelijk en bij herhaling gesteld dat de wet de norm is waaraan de toezichthouder de uitvoering toetst. Die stelt daarbij geen andere normen of eisen dan uit de wet voortvloeien (brief van minister Melkert van 24 februari 1997, kamerstuk 25 242, nr. 1, par. 3.1.).
Kaders van een toezichthouder dienen onberispelijk te zijn en niet op de rechtsontwikkeling vooruit te lopen. Soms is wetgeving onduidelijk en is het mogelijk dat je achteraf constateert dat je vooruit liep. Maar dan past het een toezichthouder om snel herstel uit te voeren, met evenveel publiciteit als waarmee hij de onjuiste opvattingen over het voetlicht bracht. Alleen dan blijft de toezichthoudende autoriteit geloofwaardig.