Vanwege de stijgende energielasten kunnen huishoudens met een laag inkomen compensatie krijgen van hun gemeente. Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) meent echter dat studenten mogen worden uitgesloten van deze energietoeslag. Maar dat is juridisch gezien helemaal niet mogelijk. In dit artikel leg ik uit hoe dat zit.
Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) stelt in een recente Kamerbrief over de voortgang van de energietoeslag (23 juni 2022) het volgende:
“Om de uitvoering zoveel mogelijk te uniformeren heb ik in samenspraak met de VNG een richtlijn opgesteld waar gemeenten gebruik van kunnen maken. In deze richtlijn wordt gemeenten geadviseerd om studenten de toeslag niet via de categoriale bijzondere bijstand toe te kennen. Daarmee is niet gezegd dat er geen nood onder studenten bestaat of dat deze nood niet serieus genomen wordt. De woonsituatie van studenten is echter heel divers ook voor wat betreft de energiekosten:
o Ongeveer de helft van de studenten woont nog thuis bij de ouders en heeft dus geen eigen energierekening;
o Voor een aanzienlijk deel gaat het bij uitwonende studenten om kamerbewoners, met een huurprijs inclusief energiekosten;
Vanwege deze diversiteit in woonsituatie is voor studenten de individuele bijzondere bijstand een geschikter instrument dan de categoriale bijzondere bijstand. Studentenhuishoudens die in ernstige financiële nood dreigen te raken kunnen een aanvraag voor bijzondere bijstand indienen bij de gemeente die deze aanvraag zal toetsen aan het gemeentelijk beleid voor de energietoeslag en de voor de individuele bijzondere bijstand geldende regels. Daarmee komt deze ondersteuning terecht bij studentenhuishoudens die het daadwerkelijk nodig hebben.”
Om verschillende redenen klopt deze stelling niet. Om te beginnen wordt het gemeenten geadviseerd om studenten niet de toeslag via de categoriale bijzondere bijstand (BB) toe te kennen. Het enkele advies om deze toeslag niet aan studenten toe te kennen, betekent echter nog niet dat het ook terecht is dat studenten van deze regeling worden uitgesloten.
Daarnaast wekt Schouten de indruk alsof studenten anders zouden wonen dan niet-studenten. Dat is natuurlijk niet het geval. Studenten wonen, net als niet-studenten, bij ouders, zelfstandig of op kamers. De woonsituatie van studenten kan onderling wel verschillen, maar verschilt niet ten opzichte van niet-studenten. Ook op deze grond kan een uitsluiting van studenten niet worden gerechtvaardigd.
Verder wordt gesteld dat vanwege deze diversiteit in woonsituatie van studenten, de meerkosten moeilijk kunnen worden vastgesteld. Dat is allereerst al opmerkelijk. Dat zou dan ook moeten gelden voor niet-studenten die vergelijkbaar wonen. Bovendien geldt juist voor de uitvoering van de energietoeslag dat de meerkosten helemaal niet aangetoond, en dus ook niet vastgesteld hoeven te worden.
Ook het aanbieden van een alternatief, te weten een beroep op de individuele BB, maakt niet dat het wel gerechtvaardigd is om studenten uit te sluiten van de energietoeslag. Daar komt bij dat de individuele BB ongunstiger kan zijn dan de energietoeslag. Bijvoorbeeld omdat de meerkosten minder dan 1.300 euro zijn, of omdat de student bijvoorbeeld 20.000 euro aan spaargeld heeft en het vermogen bij de energietoeslag niet meetelt.
Formeel is de verwijzing naar de individuele BB evenmin terecht. Om daarvoor in aanmerking te komen, moet er volgens artikel 35 lid 1 van de Participatiewet (PW) sprake zijn van “uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan”. Het enkel stijgen van algemene kosten, zoals in casu het geval, leidt niet tot bijzondere omstandigheden in het individuele geval. Deze stijging geldt immers voor iedereen. Dit betekent dat voor de prijsstijging van de energielasten geen afdwingbaar recht op individuele BB bestaat.
Als de minister stelt dat studenten voor de stijging van de energielasten een beroep op de individuele BB kunnen doen, dan is dat alleen mogelijk als de meerkosten wel voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. In dat geval geldt dat ook voor anderen, en ontstaat er voor alle extra kosten een afdwingbaar recht op BB.
Stel dat de energienota stijgt van 200 naar 400 euro per maand. Op jaarbasis bedragen de meerkosten dan 2400 euro. Als dit in de gemeente bij 2.000 inwoners met een inkomen tot bijvoorbeeld 120 procent van het sociaal minimum het geval is, dan kost dit de gemeente 4,8 miljoen euro. En als dit bij een grotere gemeente bij 10.000 inwoners het geval is, dan kost dit 24 miljoen euro. Deze kosten komen dan volledig voor rekening van de gemeente en worden (nog) niet gedekt door het Rijk.
Er bestaat, kortom, ten aanzien van studenten geen gerechtvaardigde uitsluitingsgrond voor de energietoeslag. Het aanbod om een beroep te doen op de individuele BB maakt dat niet anders. Dat betekent dat iedere afwijzing op die grond in strijd is met artikel 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 1 van Protocol nr. 12 bij het EVRM. Dit beleid is simpelweg juridisch onhoudbaar. Hoog tijd dat minister Schouten hier een streep door trekt.