Bijna zes maanden hebben PVV, VVD, NSC en BBB erover gedaan om tot hun akkoord op hoofdlijnen te komen. Het is, gezien die lange looptijd, wonderlijk dat er geen samenhangende visie op bijvoorbeeld het terrein van zorg en het sociaal domein zichtbaar is, ziet Tom Reijner.
Martinbowra / Getty Images
Het is misschien ook niet te verwachten van vier partijen waartussen niet echt chemie lijkt te bestaan: een coherente visie voor de toekomst van Nederland op tal van terreinen.
Het Hoofdlijnenakkoord 2024-2028 leest als een onsamenhangend en opsommerig geheel waarin zaken als bestaanszekerheid, de toekomst van zorg en het sociaal domein wel summier worden aangestipt, maar niet zijn ingebed in een breder verhaal.
Wel moet gezegd: wat niet is, kan nog komen. Het is immers een hoofdlijnenakkoord tussen de onderhandelde partijen dat – mogelijk - nader kan worden uitgewerkt door een toekomstig kabinet. Toch is het vreemd dat je dit na bijna zes maanden intensief praten op papier krijgt.
Voor de PVV, VVD, NSC en BBB is de gezondheidszorg van “onschatbare waarde”. Maar vanwege vergrijzing, oplopende zorgkosten en krapte op de arbeidsmarkt is toegang lang niet voor iedereen vanzelfsprekend, schrijven de partijen.
Een van de meest in het oog springende maatregelen de halvering van het eigen risico in de zorg. Klinkt mooi natuurlijk, als soundbyte. Maar deze halvering gaat pas vanaf 2027 in – waarbij er, gezien de formatiegeschiedenis, een gerede kans bestaat dat het kabinet dan al is gevallen.
Bovendien is er een even gerede kans dat tegen die tijd de zorgverzekeringspremies zullen stijgen. Dan zou koopkrachtverbetering via een forse verlaging van het eigen risico een mooie belofte zijn geweest die nooit werd ingelost.
De nieuwe coalitie zet in op meer krachten in de gezondheidssector – altijd goed – maar wil tegelijkertijd het zzp-schap in de zorg onaantrekkelijker maken. Illustratief is dat mensen in loondienst voorrang krijgen bij roostervoorkeuren. De logische vervolgvraag hoe we de zorg in de toekomst met z’n allen betalen en dragen, wordt alleen nergens beantwoord.
Van een echte trendbreuk blijkt veelal geen sprake – hoewel PVV-leider Geert Wilders daar wel mee schermde, na de presentatie van het akkoord. Volgens hem gaat er veel veranderen met deze deal, maar veel punten ademen continuïteit.
Zo wordt, in het kader van de bestaanszekerheid, de verbetering van (gemeentelijke) schuldhulpverlening doorgezet, “met focus op aanpak van de problematiek bij de bron”. De stelselherziening kinderopvang (bijna gratis voor werkende ouders en overheveling naar instellingen) wordt eveneens voortgezet.
Bestaanszekerheid is een belangrijk onderdeel, vooral voor Omtzigt en Wilders. Er komt een “knelpuntenaanpak” voor specifieke groepen onder het bestaansminimum, onder wie “werkende armen” – zonder dat duidelijk is wat die aanpak exact behelst. En nog een passage die goed klinkt, maar rijkelijk vaag blijft: “Stapsgewijs wordt gewerkt aan verbeteringen in de sociale zekerheid, fiscale regelingen en de toeslagen, zodat werken meer loont.”
Wat betreft de jeugdzorg – toch ook een heet politiek hangijzer valt te lezen dat de hervormingsagenda jeugd ook wordt doorgezet en dat “de prestaties van de jeugdzorg” worden verbeterd, conform het advies van de Algemene Rekenkamer en Raad van State over “hervormingen in de structuur van taken, bevoegdheden en indicatiestelling”.
De puntjes op de i zijn woensdag weliswaar gezet, maar veel is nog onduidelijk. Het is vooral afwachten hoe het nieuwe kabinet, dat volgens Omtzigt op enige afstand komt te staan van de vier partijen, hier verder invulling aan zal geven. Voor nu, wat de visie op de toekomst van onze gezondheid betreft: geen idee.