Registeren moet geen last zijn, maar je helpen in je werk. Dat is de ambitie van het OLVG in Amsterdam. Met hulp van de ORDZ-subsidie gaat het ziekenhuis het verpleegkundig dossier ontklikken en ontregelen, zodat zorgprofessionals alleen nog zinvolle registraties hoeven te doen. We spraken chief nursing information officer Florian van Hunnik en Maaike Roders-Mayer, projectmanager digitale zorg, beiden onderdeel van de ontregel-projectgroep.
“Bij de opname van patiënten is de registratielast vrij hoog voor onze verpleegkundigen”, vertelt Van Hunnik. “Ze moeten vragenlijsten invullen over verschillende indicatoren, om te checken of patiënten bijvoorbeeld een risico op ondervoeding of doorligwonden hebben. Dat zijn lijsten met soms wel 6, 7, 8 vragen per thema. Die zijn zo’n 15 jaar geleden ingevoerd door het ministerie van VWS, omdat er toen te weinig aandacht was voor die indicatoren. Maar inmiddels is de kennis hierover goed ingebed. Onze verpleegkundigen hebben nu vaak genoeg aan hun klinische blik en één vraag voor een goede beoordeling.”
“Daarom willen we het elektronisch patiëntendossier zo aanpassen dat je niet alle vragen verplicht hoeft door te lopen”, vult Roders-Mayer aan. “En wil je wel alle vragen beantwoorden, bijvoorbeeld omdat je twijfelt of omdat je nog niet zoveel ervaring hebt met een bepaalde patiëntengroep, dan is die mogelijkheid er nog steeds. Het St. Antonius Ziekenhuis is ons hierin voorgegaan en heeft ons geïnspireerd. Wij kijken nu of we nog een stapje verder kunnen gaan met ontregelen door nog meer acties te schrappen.” “Hiermee geven we dus veel meer autonomie en vertrouwen aan onze zorgprofessionals”, zegt Van Hunnik. “En ik verwacht eigenlijk dat we hiermee meer patiënten goed gaan screenen en betere zorg gaan leveren.”
“Hiermee geven we veel meer autonomie en vertrouwen aan onze zorgprofessionals”
“Het project is wat mij betreft geslaagd als onze verpleegkundigen alles wat ze moeten registeren zinvol vinden”, zegt Van Hunnik. “En dat goed registeren ze ook beloont in het verdere proces. Bijvoorbeeld doordat je tijdens de opname automatisch meldingen krijgt om een patiënt te monitoren als tijdens de screening een risico werd gesignaleerd. Zo halen we zo veel mogelijk waarde uit de registraties.’’
“Ik verwacht dat we hiermee meer patiënten goed gaan screenen en betere zorg gaan leveren.”
“Om onze plannen uit te voeren, is het nodig dat we het vertrouwen van onze interne commissies krijgen die gespecialiseerd zijn in de indicatoren” vult Roders-Mayer aan. “Het is goed voor te stellen dat specifieke commissies, zoals de Pijncommissie of de Decubituscommissie, juist meer dan minder vragen willen opnemen, om risicopatiënten zo goed mogelijk te identificeren.” Van Hunnik vervolgt: “En al die vragen lijken houvast te geven, maar dat is een soort schijnveiligheid. We moeten de commissies dus overtuigen van de meerwaarde van minder registeren. We betrekken ze daarom vroeg bij ons ontregelproject, zodat ze deeleigenaar zijn. En we blijven meten, zodat we met data aan kunnen tonen wat het effect op de kwaliteit van onze zorg is.”
“Waar we ook veel aandacht aan gaan besteden is de veranderkundige kant van het verhaal”, zegt Van Hunnik. “Want ook al is er geen weerstand voor een nieuwe aanpak, en wordt die juist omarmd, dan nog is dat geen garantie dat mensen dit ook echt in de praktijk brengen. Dat zagen we bij de versoepeling van de pijnregistratie die we in 2020 doorvoerden. Het duurde vrij lang voordat collega’s die overnamen. In onze aanpak nu betrekken we daarom vanaf de start veel verpleegkundigen. Daardoor is er straks bij wijze van spreken iedere dagstart iemand aanwezig die op z’n netvlies heeft dat we niet meer onnodig registeren, en ook anderen kan aanmoedigen dat niet meer te doen.”