Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Wmo 2015: recente uitspraak Centrale Raad van Beroep over de assistentiehond als maatwerkvoorziening

Iedereen is bekend met blindengeleidehonden, maar nog niet iedereen weet dat honden ook kunnen worden getraind voor andere hulpvragen. In verschillende gemeenten spelen momenteel procedures over aanvragen voor de opleiding van assistentiehonden in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) van mensen met psychische problematiek of bijvoorbeeld problematiek als gevolg van een autismespectrumstoornis (ASS). Aanvragers hopen dat deze honden er bijvoorbeeld aan kunnen bijdragen dat ze weer zelfstandiger aan activiteiten buitenshuis kunnen deelnemen.

17 September 2018

Er zijn landelijk verschillende aanbieders van opleidingstrajecten voor assistentiehonden die positieve effecten zien bij hun cursisten. Sommige gemeenten zien de inzet van een assistentiehond in individuele situaties als een meerwaarde en betalen de opleiding via de Wmo 2015. Andere gemeenten wijzen de aanvragen op voorhand af omdat het geen Wmo-voorziening zou zijn. Vorige week deed de hoogste rechter in dit soort zaken –de Centrale Raad van Beroep - een eerste belangrijke uitspraak over dit onderwerp.

Wetgeving en rechtspraak tot nu toe
Een belangrijk veelgehoord misverstand is dat de zorgverzekeraar verantwoordelijk is voor het vergoeden van de opleiding voor assistentiehonden. Uit de wet (artikel 2.6 Regeling zorgverzekering) blijkt namelijk dat zorgverzekeraars alleen maar bepaalde assistentiehonden hoeven te vergoeden. Blindengeleidehonden en andere honden die nodig zijn in verband met bepaalde lichamelijke problematiek worden daarin wel genoemd, maar honden voor mensen met psychische problematiek niet.

Als een voorziening niet op basis van de Zorgverzekeringswet hoeft te worden vergoed, is de vraag of de gemeente dat misschien moet doen op basis van de Wmo 2015. Daarvoor is leidend dat de voorziening een substantiële bijdrage moet kunnen leveren aan iemands mate van zelfredzaamheid en participatie.

Over de vraag of een assistentiehond onder de Wmo 2015 valt zijn twee uitspraken van rechtbanken bekend. De eerste uitspraak was van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Daarin oordeelde de rechter samengevat dat de in die zaak gevraagde assistentiehond was gericht op compensatie van klachten van een Posttraumatische Stress Stoornis (PTSS) en dat daarmee een medisch of therapeutisch doel is gediend. Impliciet oordeelde de rechtbank daarmee dat de assistentiehond door deze doelstelling bij de Zorgverzekeringswet thuishoort en niet bij de gemeente. De tweede uitspraak is van de rechtbank Gelderland. Daarin werd juist aannemelijk bevonden dat de assistentiehond voor de aanvraagster met een aandoening in het autistisch spectrum een bijdrage kon leveren in het kader van haar zelfredzaamheid en participatie. Dat zou betekenen dat een assistentiehond volgens deze rechtbank wel een Wmo-voorziening kan zijn.

De betekenis van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep
Mede door de wisselende uitspraken van rechtbanken was het van groot belang dat de hoogste rechter hierover meer duidelijkheid zou geven. Op 12 september 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep hierover een eerste uitspraak gedaan. Deze is gericht op de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant die hierboven is besproken. De Centrale Raad oordeelde dat de aanvraag voor vergoeding van de kosten van de aanschaf van een hond en de kosten van de training tot een PTSS-hulphond terecht is afgewezen door de gemeente. Zie de volgende passage uit de uitspraak:

‘4.3. Het in hoger beroep gepreciseerde standpunt van het college dat de toegevoegde waarde van een PTSS-hulphond – voor zover die zou zijn gelegen in het wegnemen van beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie – onvoldoende is gebleken, vormt een toereikende grondslag voor het niet toekennen van de gevraagde maatwerkvoorziening. Dat, zoals ter zitting is besproken, onvoldoende medisch wetenschappelijk onderzoek is gedaan naar de werking en de effectiviteit van een PTSS-hulphond, heeft appellante niet betwist. Ter zitting is hierover door Mourits desgevraagd het volgende toegelicht. Het is een recente ontwikkeling dat PTSS-hulphonden effectief kunnen zijn voor mensen met psychische problemen. Er is nog geen wetenschappelijk onderzoek naar de effecten afgerond. Ook is er geen sluitende theorie over hoe het werkt dat een hond voorvoelt hoe het met mensen is. Onderzoek ligt volgens Mourits in de toekomst en vergt veel middelen en partijen die dat willen uitvoeren. Wat er nu gebeurt, is dat gemeenten luisteren naar ervaringsverhalen van mensen die zelf al jaren met assistentiehonden werken en concluderen dat het een maatwerkvoorziening is die goed bij hun burger past. De Raad is van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde stand van zaken in het onderzoek naar de effectiviteit van de PTSS-hulphond het college een andere afweging heeft kunnen maken dan, zoals van de kant van appellante is aangevoerd, in andere gemeenten heeft plaatsgevonden. Dat laat onverlet dat een ander college wel tot verstrekking van een (opleiding tot) PTSS-hulphond kan overgaan als dat in een individuele situatie als het meest passend wordt ervaren, zoals gezien de toelichting van Mourits in diverse gemeenten ook daadwerkelijk is gebeurd. Van redenen die het college aanleiding hadden moeten geven om de hardheidsclausule toe te passen is niet gebleken.’

Kortom: de Centrale Raad oordeelt dat de gemeente de aanvraag heeft mogen afwijzen omdat niet met een verwijzing naar wetenschappelijk onderzoek aannemelijk is gemaakt dat de voorziening voldoende effect heeft. Dat is een heldere conclusie, die teleurstellend is voor mensen die hierover momenteel procedures voeren tegen hun gemeente.

Wel is er voor hen ook een hoopvol aspect in deze uitspraak. Opvallend is namelijk dat de Centrale Raad niet ingaat op de door de rechtbank aangenomen therapeutische functie van de hond en in het bovenstaande citaat daarentegen expliciet noemt dat een gemeente wel tot een toekenning van een (opleiding tot) assistentiehond mag overgaan. Daaruit leid ik af dat de Centrale Raad – anders dan de rechtbank- wel de mogelijkheid openlaat dat deze voorziening tot het domein van de Wmo 2015 behoort. Anders had naar ik aanneem wel in de uitspraak gestaan dat een gemeente dit soort aanvragen dient af te wijzen omdat de voorziening thuishoort bij de zorgverzekeraar (wegens bijvoorbeeld een therapeutische functie).

Hiermee laat de Centrale Raad mijns inziens de deur wel open voor de aanspraak op een assistentiehond als Wmo-maatwerkvoorziening. De uitspraak laat zien dat een gemeente ook nu al mag instemmen met bekostiging als dat als meest passend wordt ervaren. Zodra een aanvraag kan worden vergezeld van een wetenschappelijke onderbouwing zal de gemeente, de rechtbank en uiteindelijk de Centrale Raad van Beroep hierover bovendien sowieso weer een nieuw inhoudelijk oordeel moeten vellen. Wel is van belang dat ook in die situatie altijd weer door een gemeente moet worden onderzocht of de inzet van een assistentiehond gelet op iemands individuele situatie de beste (‘goedkoopst adequate’) oplossing is.

Meer lezen:
- Uitspraak Centrale Raad van Beroep 12 september 2018

- Uitspraak rechtbank Zeeland-West-Brabant 2 februari 2017

- Uitspraak rechtbank Gelderland 9 februari 2017

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.