De meeste gemeenten zetten zich in voor het goed organiseren en uitvoeren van het toezicht op de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Veel van hen werken daarbij samen, maar nog niet allemaal. Dat blijkt uit onderzoek van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). De inspectie blijft extra aandacht vragen voor de samenwerking, onafhankelijkheid en transparantie van het toezicht.
Het is belangrijk dat Wmo-toezichthouders onafhankelijk kunnen werken en onafhankelijk kunnen hun oordeel kunnen geven. Veel gemeenten hebben de onafhankelijkheid van het Wmo-toezicht vastgelegd in hun beleid hierover, of zijn van plan dit te gaan doen. De Wmo-toezichthouder stelt ook steeds vaker onafhankelijk een werkplan op. Toch kan dit nog beter. Daarnaast is in 12,5% van de gemeenten sprake van functieverstrengeling. Bijvoorbeeld als de Wmo-toezichthouder op hetzelfde moment ook de kwaliteitsmanager of juridisch adviseur is. Functieverstrengeling staat onafhankelijkheid in de weg. Dit is daarom niet wenselijk.
Het openbaar maken van beleid, rapporten en adviezen uit het Wmo-toezicht door gemeenten kan nog steeds beter. Het Wmo-toezichtbeleid wordt bij 29% van de gemeenten niet openbaar gemaakt. Ook wordt slechts 32% van de rapporten over proactief toezicht openbaar gemaakt.
Als het gaat om meldingen blijkt dat een groot deel van de verplichte meldingen niet onderzocht is. Ook wordt er vaak geen onderzoeksrapport opgesteld. Onderzoek en rapportage is niet alleen belangrijk vanuit het oogpunt van transparantie. Elk onderzoek biedt kansen om te leren en gerichte verbeteracties uit te voeren.
Het merendeel van de gemeenten (94%) werkt samen in het Wmo-toezicht. Dat is nog iets meer dan het jaar daarvoor. Deze gemeenten vinden voordelen in: eenduidigheid in beleid en uitvoering, gemakkelijke uitwisseling van gegevens, betere aansluiting bij aanbieders die over de grenzen van gemeenten heen werken, kostenbesparing en minder administratieve lasten. De manier waarop gemeenten met elkaar samenwerken en de omvang van deze samenwerking is wel heel verschillend.
De samenwerking tussen gemeenten, Wmo-toezichthouders en de IGJ kan ook beter. Door inzichten uit Wmo-toezicht en IGJ-toezicht samen te voegen, ontstaat er een optelsom van kennis en ervaring. De IGJ werkt aan het verbeteren van deze samenwerking.
Het stimuleringsprogramma om de kwaliteit van het Wmo-toezicht te verbeteren is begin 2025 van start gegaan. Inmiddels zetten VWS, de Vereniging Nederlandse Gemeenten, gemeenten, GGDGHOR Nederland en Wmo-toezichthouders flinke stappen. Ook de IGJ sluit aan als het gaat om het verbeteren van de samenwerking. De inspectie verwacht dat de effecten hiervan in de komende jaren zichtbaar worden.