Op grond van het huidige artikel 13 Pw geldt een maximaal verblijf in het buitenland met behoud van bijstand van vier weken (per kalenderjaar en maximaal vier weken aaneengesloten). In het vierde lid van dit artikel wordt voor personen die de AOW-leeftijd hebben bereikt een uitzondering gemaakt. Zij mogen 13 weken. Er geldt geen uitzondering voor personen die zijn ontheven van de arbeids- en re-integratieverplichting. Zij mogen dus ook maximaal 4 weken.
Tot 1 januari 2012 gold er wel nog een uitzondering voor personen die volledig (!) waren ontheven van de arbeids- en re-integratieverplichting. Zij mochten toen ook maximaal 13 weken. Aanvankelijk had de wetgever in de (toen nog) Wet werk bijstand alleen een uitzondering gemaakt voor personen van 57,5 jaar of ouder die waren ontheven van de arbeids- en re-integratieverplichting. Maar deze leeftijdsgrens werd discriminatoir bevonden ten opzichte van jongere bijstandsgerechtigden die waren ontheven van de arbeids- en re-integratieverplichting.
De koppeling aan de AOW-leeftijd levert volgens de Centrale Raad van Beroep daarentegen geen verboden onderscheid op. Weliswaar is de achtergrond van de langere duur voor de bijstandsgerechtigde die de AOW-leeftijd heeft bereikt gelegen in het ontbreken van de arbeids- en re-integratieverplichting en dat geldt ook voor personen die van deze verplichtingen ontheven zijn. Maar personen die de AOW-leeftijd hebben bereikt, behoren definitief niet meer tot de beroepsbevolking, terwijl een ontheffing van de arbeids- en re-integratieverplichting op grond van artikel 9 lid 2 Pw altijd tijdelijk is (CRvB 26 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2151, CRvB 26 juni 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2282 en CRvB 3 februari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:271). Daarmee staat vast dat voor personen die de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt de maximale duur van vier weken geldt, ongeacht de vraag of zij zijn ontheven van de arbeids- en re-integratieverplichting.
Wel is er misschien nog enige ruimte om te betogen dat het hanteren van de AOW-leeftijd wel discriminerend is ten opzichte van personen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn als bedoeld artikel 9 lid 5 Pw. Zij hebben immers geen tijdelijke ontheffing van de arbeids- en re-integratieverplichting, maar zijn hiervan integraal vrijgesteld. En de aangehaalde uitspraken zien ook nog niet op deze personen. (Dit vijfde lid bestaat ook pas sinds 1 januari 2015.) Deze personen zouden alsdan ook recht hebben op 13 weken. Ik vermoed evenwel dat ook in dit geval het onderscheid tussen wel of niet de AOW-leeftijd bereikt hebben stand kan houden. Want ook van iemand die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, kunnen de arbeidsmogelijkheden, in elk geval in theorie, nog verbeteren en pas na het bereiken van de AOW-leeftijd behoort iemand definitief niet meer tot de beroepsbevolking. Maar om ook dat zeker te weten, zullen we jurisprudentie moeten afwachten.