Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Kamerbrief: uitwerking breed offensief

Brief van staatssecretaris Van Ark (SZW) aan de Tweede Kamer inzake de uitwerking van een breed offensief om meer mensen met een beperking aan het werk te helpen. Deze brief is inclusief bijlagen eveneens aan de Eerste Kamer aangeboden.

Rijksoverheid 21 November 2018

Inleiding

Werk heeft in het leven van veel mensen een belangrijke plek. Het is fijn om collega’s te hebben, uitgedaagd te worden en eigen inkomen te verwerven. Werken is een belangrijke factor voor de bestaanszekerheid van mensen. Ik ben dan ook heel blij dat steeds meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk komen. Die trend moet doorgaan, ook als de arbeidsmarkt weer wat minder krap wordt.

Het afgelopen jaar is op veel plaatsen gesproken over wat er moet gebeuren om er voor te zorgen dat meer mensen een plek bij een werkgever krijgen. Ook voor mensen van wie het leven veel vraagt, bijvoorbeeld door een zware lichamelijke beperking, een psychische aandoening of omdat hij of zij meer tijd nodig heeft om informatie te verwerken. Het gaat hierbij om mensen met een arbeidsbeperking uit de Participatiewet, in het bijzonder de doelgroep van de banenafspraak, en mensen met een Wajonguitkering. Steeds meer werkgevers ervaren ook dat mensen met een arbeidsbeperking toegevoegde waarde hebben voor hun bedrijf. En ik hoor van steeds meer werkgevers dat zij ook vaak een oplossing kunnen zijn voor de personeelstekorten die er nu zijn. Over de waarde van werk en de bijdrage die mensen met uiteenlopende kwaliteiten kunnen leveren is veel overeenstemming, zo bleek in talloze gespreken over werk voor mensen met een arbeidsbeperking die ik het afgelopen jaar heb gevoerd. Over de oplossingen (hoe zorgen we ervoor dat meer mensen met een arbeidsbeperking worden aangenomen) heb ik veel goede ideeën gehoord.

Werkgevers, werknemers, cliënten, gemeenten, uitvoeringsinstanties, belangengroepen en uw Kamerleden hebben enorm geholpen met het in kaart brengen van knelpunten, ideeën geven voor verbeteringen en meegedacht over oplossingen. Elke partij heeft eigen ideeën over wat echt zou moeten gebeuren. Op grond van diepgaand onderzoek en eerder gevoerde gesprekken ben ik tot de conclusie gekomen dat het invoeren van loondispensatie in de Participatiewet niet het doel bereikt dat ik daarmee voor ogen had, namelijk vereenvoudiging waardoor meer mensen een baan zouden krijgen. Daarmee is het denken niet opgehouden, dat is een startpunt geweest van waaruit dit offensief is gekomen. Vanuit het ministerie zijn zeer intensief gesprekken gevoerd en werkbezoeken afgelegd om alle input te verzamelen.

Uiteindelijk is het mijn verantwoordelijkheid om alle belangen te wegen, de ideeën te verenigen waar dat kan en te kiezen waar dat niet kan. Met name de signalen uit de concrete praktijk hebben daarbij zwaar gewogen; waar doen zich knelpunten voor en hoe kunnen die het beste opgelost worden, zodat de uitvoering verbeterd kan worden. Daarbij is ook nadrukkelijk gekeken vanuit het perspectief van de werkzoekende en werknemer. De signalen uit de praktijk nopen ook tot urgentie. Ik heb daarbij gezocht naar een goede balans tussen enerzijds gemeentelijke ruimte voor maatwerk en anderzijds de behoefte van werkgevers en werkzoekenden aan meer uniformiteit op onderdelen. Het resultaat presenteert het kabinet hierbij met trots: een uitwerking van het breed offensief dat ik in mijn brief van 7 september (1) heb aangekondigd. Ik werk deze voorstellen graag verder uit met alle betrokken partijen. Op onderdelen lopen de meningen over de maatregelen soms uiteen. Bij de uitwerking zullen de door partijen ingebrachte kanttekeningen bij de verschillende onderdelen aan de orde kunnen komen. Om recht te doen aan deze kanttekeningen ga ik bij de verschillende onderdelen van deze brief daar ook op in. Zie hiervoor ook de onderstaande paragraaf ‘Overleg met betrokken partijen’.

Ook ga ik met deze brief in op de recent bij de Algemene Politieke Beschouwingen en VAO Participatiewet aangenomen moties en geef ik verder invulling aan de toezegging om de bevindingen van twee onderzoeken te betrekken bij de uitwerking van het breed offensief. Het betreft het op 29 oktober aangeboden onderzoek naar de werking en effectiviteit van loonkostensubsidie en loondispensatie (2) en het op 31 oktober aangeboden onderzoek van de Inspectie SZW ‘Aan het werk, maar voor hoelang’? (3) . Ook geef ik u een beeld van de uitvoering van de Participatiewet. Zoals toegezegd aan uw Kamer doe ik dat jaarlijks. (4) De gegevens waarop ik mij baseer zijn opgenomen in de bijlage onder “kwantitatief beeld van de uitvoering”.

Ambitie

Centrale beleidsinzet is dat meer mensen met een beperking aan het werk komen en blijven. Dit is een urgente opgave omdat ongeveer de helft van de mensen met een beperking nog aan de kant staat. Daarnaast zullen de komende jaren nog meer, vooral jonge mensen met een beperking van school komen en zich melden bij gemeenten voor ondersteuning naar werk. Het gaat dus ook op termijn om een grote opgave. Op termijn (tot 2026) moeten 125.000 extra werkplekken voor mensen met beperkingen zijn gerealiseerd. Verder is ruimte geboden om in de structurele situatie 30.000 beschut werkplekken te realiseren. Dit is een proces van langere adem, waarvoor de inspanningen van alle partijen nodig is: van werkgevers, werkzoekenden en werknemers, gemeenten, UWV, en Rijk, zowel in de arbeidsmarktregio’s als landelijk.

Voor mij staan hierbij de mensen om wie het gaat centraal. Elk mens is uniek. Zowel wat betreft talenten als beperkingen. Waar de ene persoon lichte en tijdelijke ondersteuning nodig heeft, zal de andere persoon tijdelijk intensievere ondersteuning nodig hebben en een volgende persoon zal structureel veel ondersteuning behoeven. En dat kan ook nog eens per levensfase verschillen. Het is van belang dat professionals steeds goed met werkzoekenden en werkgevers kijken naar de mogelijkheden van mensen en die mogelijkheden stimuleren en versterken.

Tegelijk moeten de kaders goed zijn. Sinds 2015 zijn er met de Participatiewet, de Wet Suwi en de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten kaders gesteld om de ondersteuning van mensen naar werk in goede banen te leiden. Dankzij de inspanningen van werkgevers, werknemers, gemeenten en UWV boeken we gaandeweg ook resultaten.

  • Werkgevers hebben eind 2017 in totaal 36.904 extra banen ten opzichte van de nulmeting gerealiseerd voor mensen met een arbeidsbeperking. Steeds meer mensen met een arbeidsbeperking werken dus bij reguliere werkgevers.

  • In de eerste twee kwartalen van 2018 heeft de trend zich onverminderd doorgezet. Eind juni 2018 werkte voor het eerst iets meer dan de helft van de mensen uit het doelgroepregister banenafspraak (5) .

  • Ook het aantal mensen uit de Participatiewet uit de doelgroep banenafspraak dat werkt groeit gestaag.

  • Het aantal verstrekte loonkostensubsidies voor mensen met verminderde productiviteit stijgt eveneens. Eind 2016 bedroeg dit aantal 4.450, eind 2017 was dit aantal bijna 11.000 en de eerste helft van 2018 bijna 14.000.

  • Dit geldt eveneens voor de inzet van het aantal jobcoaches door gemeenten, dat stijgt van 830 eind 2016 naar 3.120 eind eerste helft 2018.

  • Het aantal positieve adviezen en het aantal werkenden in beschut werk neemt gestaag toe. Aan het eind van het tweede kwartaal 2018 werkten er ca 1.800 mensen op een beschut werkplek, tegen 313 eind 2016.

IJkpunten

Toch is er nog veel werk aan de winkel op weg naar een inclusieve arbeidsmarkt. Feit is dat er knelpunten en complexiteiten zijn die dringend om een oplossing vragen. Daarbij zijn er drie ijkpunten, die ik ook in mijn brief van 7 september heb benoemd:

  • Eenvoudiger voor werkgevers en werkzoekenden

  • Werken aantrekkelijker maken voor mensen met beperkingen

  • Werkgevers en werkzoekenden moeten elkaar makkelijker kunnen vinden. Een vierde ijkpunt wil ik daaraan toevoegen:

  • Het bijdragen aan duurzaam werk.

De afgelopen tijd heb ik intensief overleg gevoerd met de doelgroep, gemeenten, sociale partners en UWV over de uitwerking van mijn brief van 7 september. Uit een gezamenlijk overleg op 20 september bleek grote consensus over het doel en de urgentie om meer mensen met een beperking aan werk te helpen. Ook de vier ijkpunten werden breed onderschreven. De uitwerking heeft vervolgens plaatsgevonden in afstemming met genoemde partijen. Ook is aan praktijktafels, georganiseerd door De Normaalste Zaak, met gemeenten en werkgevers gesproken over knelpunten en oplossingsrichtingen. De input van deze overleggen heb ik vervolgens gewogen op de bijdrage om aan meer mensen aan het werk, op draagvlak en uitvoerbaarheid. Dit heeft geresulteerd in concrete voorstellen en acties die ik de komende periode in nauwe samenspraak met betrokken partijen verder zal uitwerken. Een aantal voorstellen vergt wetswijziging, zoals aangegeven in deze brief. Andere kunnen sneller worden opgepakt.

Voorstellen

Op basis van de vier genoemde ijkpunten werk ik in deze brief de volgende voorstellen uit:

    • Vereenvoudiging loonkostensubsidie

    • Ondersteuning op maat, adequate inzet van de jobcoach

    • Wegnemen knelpunten no-riskpolis/ziekmelding

    • Verkenning aanpassing financieringssystematiek loonkostensubsidie gemeenten

    • Benutting van de laagste loonschalen in cao’s

    • Vereenvoudiging banenafspraak en quotum

    • Vrijlating van arbeidsinkomsten bij werken met loonkostensubsidie

    • Belemmeringen wegnemen om vanuit de Wajong te gaan werken

    • Simpel switchen in de participatieketen

  • n:

    • De matching in de arbeidsmarktregio’s en landelijk structureel versterken

    • Extra impuls Perspectief op werk

    • Extra impuls voor het creëren van baankansen voor jongeren uit het pro/vso-onderwijs

    • Stimuleren beschut werk

  • n:

  • Het bijdragen aan duurzaam werk:

  • Het belang van duurzaam werk

  • Verbetering van de regionale sociale infrastructuur voor kwetsbare groepen binnen de Participatiewet

  • Structureel loonkostenvoordeel (LKV) voor doelgroep banenafspraak

Tot slot bevat deze brief een reactie op het alternatief voor loondispensatie van de fractie van GroenLinks.

Overleg met betrokken partijen

Ik heb deze uitwerking besproken met cliëntenorganisaties (de Landelijke Cliëntenraad, Iederin, Wij Staan Op!), gemeenten (VNG, Divosa, Cedris), werkgevers- en werknemersorganisaties (VNO/NCW, MKB Nederland, LTO Nederland; FNV, CNV, VCP) en UWV.

Uit dit overleg kwam brede steun naar voren voor het doel om meer mensen met en beperking aan het werk te helpen. Ook was er brede steun voor de urgentie en noodzaak om daartoe concrete stappen te zetten. De hierboven genoemde ijkpunten worden onderschreven. Wel zijn met name door de VNG en de vakbonden vraagtekens geplaatst bij het ambitieuze tempo van uitwerking van de maatregelen. Uiteraard is een goede, zorgvuldige uitwerking van belang. Mede gelet op het economische momentum vind ik wel dat voortvarendheid bij de uitwerking geboden is. Natuurlijk moet daarbij werkende weg bezien worden wat haalbaar is. Voorts gaven betrokken partijen aan graag te worden betrokken bij de verdere uitwerking van de voorstellen, zowel bij de noodzakelijke wijzigingen van wet- en regelgeving als bij de uitwerking in werkgroepen die in de brief worden benoemd. Ik ben daartoe graag bereid. Het betreft immers een proces waarbij de inbreng en betrokkenheid van partijen essentieel is voor het realiseren van het doel dat we met elkaar nastreven. Speciaal wil ik in dit verband ook de betrokkenheid van cliënten en hun vertegenwoordigers noemen.

Genoemde organisaties hebben in het overleg ook een aantal punten genoemd die zij bij de onderdelen graag verwerkt zouden zien. Ik heb getracht deze inbreng zo goed mogelijk te verwerken in de brief. Dat wil niet zeggen dat die inbreng op alle punten is gehonoreerd. Belangrijk punt dat is ingebracht door met name cliëntenvertegenwoordigers en vakbonden is dat deze brief niet alle mensen met een beperking betreft, maar betrekking heeft op verbetering van de kansen op werk van mensen met een beperking die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen en vallen onder de doelgroep banenafspraak of aangewezen zijn op beschut werk. Het betreft hiermee mensen die onder de Participatiewet en de Wajong vallen, maar zeker niet alle mensen met een beperking. Deze focus vloeit logisch voort uit de kaders die ik heb uiteengezet in mijn brief van 7 september, maar ik acht aandacht voor de arbeidsmarktpositie van andere groepen met een beperking ook van groot belang. De maatregelen om werkzoekenden en werkgevers elkaar beter te laten vinden in de arbeidsmarktregio’s betreffen de brede groep werkzoekenden met een afstand tot de arbeidsmarkt.

Cliëntenorganisaties hebben in het overleg ook gewezen op het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Ik onderschrijf het belang van dit Verdrag en ben van opvatting met de voorstellen in lijn te handelen met de doelstelling van het Verdrag om toe te werken naar een inclusieve arbeidsmarkt. Vanwege het belang van het naleven van het VN-verdrag consulteer ik ook het College voor de Rechten van de Mens. Uiteraard maak ik na alle consultaties en in overleg met betrokken partijen een zorgvuldige afweging vanuit het algemeen belang.

Een punt dat breed werd ondersteund is het belang van een optimale samenwerking in de arbeidsmarktregio’s en het borgen van een goede sociale infrastructuur. Ook op dit punt is het van belang om met alle partijen in overleg te blijven om te bezien op welk niveau zaken belegd of geregeld dienen te worden: landelijk, regionaal of lokaal. De VNG heeft aangegeven dat met name op het niveau van de arbeidsmarktregio’s gekeken zou moeten worden naar verdere harmonisatie en eenduidige inzet van instrumenten. Ik ben het er mee eens dat het wenselijk is op het niveau van de arbeidsmarktregio’s verdere stappen hiervoor te zetten. Dat laat onverlet dat het wenselijk is om ook op landelijk niveau duidelijkheid te scheppen over de infrastructuur voor matching zoals de dienstverlening aan werkgevers en vindbaarheid van werkzoekenden en goed te kijken of uniformering gewenst is, met name waar het meer technische aspecten betreft (zoals toepassing van 1 loonwaardemethodiek) en back-office-achtige activiteiten (zoals het moment van uitbetaling van loonkostensubsidies aan werkgevers). Centraal staat het perspectief van optimale dienstverlening aan de mensen met een arbeidsbeperking die een plek verdienen op de arbeidsmarkt en aan werkgevers die de banen creëren.

Ook is gewezen op het belang om de financiële gevolgen van de voorstellen nader in kaart te brengen. Waar mogelijk is dat in deze brief reeds gedaan. Waar dit nog niet mogelijk is omdat dit mede afhangt van de verdere uitwerking in werkgroepen en wijzigingen van wet en regelgeving zullen de financiële gevolgen in het vervolgtraject in beeld worden gebracht. Dit is ook een standaardvereiste bij de voorbereiding van benodigde wijzigingen van wet- en regelgeving die nog volgen. Betrokken partijen zal daarbij volgens de geldende procedures om commentaar worden gevraagd. Daarbij teken ik wel aan dat de bestaande budgettaire kaders leidend zijn bij de verdere uitwerking.

Ik realiseer mij terdege dat de voorstellen uit dit pakket van iedereen veel inspanningen vragen. Zo is het een uitdaging om de uitgangspunten van decentralisatie en maatwerk te kunnen verbinden met praktische oplossingen die bijdragen aan het doel om meer mensen aan het werk te helpen en het eenvoudiger te maken voor zowel werkgever als werkzoekende en werknemer. Ook hebben partijen zaken benoemd die in ieder geval op de korte termijn niet te realiseren zijn. Een voorbeeld is het voorstel voor een inclusietoeslag van de Landelijke Cliëntenraad, Iederin, Wij Staan op! en vakbonden. Ik begrijp de gedachte achter dit voorstel, maar constateer dat een toeslag via de Belastingdienst een majeure stelselwijziging is die ook verstrekkende gevolgen heeft voor de uitvoering. Daarmee valt dit voorstel buiten de kaders van de brief van 7 september en is het iets voor een langere termijn agenda. In dat verband wordt door cliëntenorganisaties ook gewezen op het acht-punten-plan “Meer mensen met een beperking aan het werk” dat door de LCR, Ieder(in), Wij staan op!, FNC, CNV, VCP en Cedris eerder aan de Tweede Kamer is aangeboden.

Tot slot

Met deze brief presenteer ik een richting en agenda om, samen met werkgevers, cliënten, werknemers, gemeenten en UWV meer mensen met een beperking aan het werk te helpen. Ik ga aan de slag om de benodigde wetswijzigingen van de Wajong, Participatiewet en Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten voor te bereiden, waarbij ik streef naar invoering in 2020. De betreffende wetsvoorstellen wil ik in de loop van 2019 bij uw Kamer indienen; het wetsvoorstel Wajong wordt gelijktijdig met deze brief reeds voor internetconsultatie opengesteld. Verder gaat een aantal werkgroepen, die in de brief worden genoemd, met een strakke tijdsplanning en een heldere opdracht aan het werk om goede voorstellen voor de praktijk uit te werken. Ook de activiteiten in het kader van Matchen op Werk en Perspectief op Werk krijgen hun vervolg. Ik ondersteun deze activiteiten met in totaal 70 miljoen euro tot en met 2020. Vanaf 2021 wordt structureel 17 miljoen ingezet voor het versterken van de 35 arbeidsmarktregio’s. Ik onderstreep hierbij dat ik de uitwerking van deze activiteiten graag doe in samenspraak met betrokken partijen. Deze activiteiten zijn niet vrijblijvend maar dienen om het doel, meer mensen aan het werk, dichterbij te brengen. Uiteraard zal ik de Kamer over de uitkomsten van deze activiteiten informeren.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

T. van Ark

Lees hier de gehele uitwerking van het plan.

(1) Kamerstukken II, 34 352, 2017-2018, nr. 115

(2) Kamerstukken II, 2018-2019, 34 352, nr. 134

(3) Kamerstukken II, 2018-2019, 34 352, nr. 135

(4) Kamerstukken II, 2015-2016, 34 352, nr.1

(5) Zie factsheet UWV, gepubliceerd op 2 november

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.