Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Abonnementstarief heeft een averechts effect op de gedachte achter de Wmo

Er is veel te doen over het abonnementstarief in de Wmo. Met de invoering van het abonnementstarief is de eigen bijdrage in de Wmo voor iedereen gemaximeerd op 19 euro per maand, ongeacht het inkomen van de cliënt en ongeacht de voorzieningen die hij of zij afneemt. De discussie gaat de laatste tijd vooral over de aanzuigende werking van het abonnementstarief (die inderdaad fors is) en de kostenstijgingen die dat voor gemeenten veroorzaakt. Gemeenten noemen de extra kosten die zij moeten maken als gevolg van deze aanzuigende werking als een belangrijke oorzaak voor de oplopende tekorten binnen het sociaal domein. De VNG wil daarom meer compensatie ontvangen van minister de Jonge voor de effecten van het abonnementstarief op de gemeentefinanciën.(1) Gezien de financiële positie van veel gemeenten zijn de zorgen begrijpelijk. Maar onderliggend speelt er misschien nog wel iets fundamentelers: gemeenten geven namelijk aan dat het abonnementstarief ingaat tegen de visie en gedachte achter de Wmo 2015. Wat is er aan de hand?

13 november 2020

Voor een onderzoek naar de effecten van het abonnementstarief in opdracht van het ministerie van VWS hebben onderzoekers van Significant Public gesproken met medewerkers en cliënten in achttien gemeenten.(2) Medewerkers van deze gemeenten zien zeker voordelen voor cliënten van de invoering van het abonnementstarief. Zo zorgt het voor minder stapeling van zorgkosten bij chronisch zieken, die vaak ook buiten de Wmo al hoge zorgkosten hebben. Ook weten cliënten vooraf beter welke kosten hen te wachten staan en hoeven ze geen financiële gegevens meer te verstrekken aan gemeente of CAK. Dat scheelt administratieve handelingen, maakt het voor de cliënt overzichtelijker en voorspelbaarder en voelt voor hen minder als een privacy-inbreuk.

Desondanks zijn gemeenten unaniem kritisch over het abonnementstarief. Volgens gemeenten staat het haaks op het ‘in hun eigen kracht’ zetten van burgers en gaat het in tegen de centrale gedachte achter de Wmo 2015 om burgers zoveel mogelijk zelfredzaam te laten zijn. Door de invoering van het abonnementstarief is voor een groot deel van de inwoners de hoogte van de eigen bijdrage omlaag gegaan. De drijfveer om daar waar mogelijk een beroep te doen op het eigen netwerk en eigen financiële middelen is daardoor kleiner geworden. Gemeenten, zowel beleidsmedewerkers als medewerkers in de Wmo-toegang, zien dit in de praktijk ook gebeuren. In de afgelopen jaren, vanaf 2015, hebben gemeenten zich juist ingezet voor het ‘in hun eigen kracht’ zetten van inwoners en voor het stimuleren van de eigen (financiële) zelfredzaamheid. Dat zijn immers de pijlers onder de Wmo 2015. Met de invoering van het abonnementstarief in 2019 komt dit onder druk te staan.

Medewerkers van de gemeentelijke Wmo-toegang geven aan dat het gesprek met cliënten over het beroep op hun eigen netwerk moeilijker te voeren is sinds de invoering van het abonnementstarief. Incidenteel lukt het nog goed om het eigen netwerk in te zetten, maar lang niet (meer) altijd. Gemeenten hebben de indruk dat cliënten sneller naar de gemeente stappen in plaats van een beroep doen op hun netwerk. Voor veel cliënten is het goedkoper om een beroep te doen op de gemeente, vooral voor cliënten met een hoger inkomen, door de daling van de eigen bijdrage. Ook geven gemeenten aan dat ze vaker met mondige burgers te maken hebben en dat vaker dan voorheen cliënten zich beroepen op hun ‘recht’ op ondersteuning, ongeacht wat op eigen kracht nog mogelijk is. Om dit enigszins in perspectief te plaatsen: hier kunnen uiteraard ook andere factoren een rol spelen. Zoals bekend is het eigen netwerk van cliënten vaak al behoorlijk zwaar belast. Bij een aanzienlijk deel van de mensen die een beroep doen op de Wmo, onder wie cliënten met een chronische ondersteuningsbehoefte, is van calculerend gedrag in het geheel geen sprake.

Vóór de invoering van het abonnementstarief werd aan de keukentafel met de cliënt ook het gesprek gevoerd over de financiële situatie van de cliënt. De gemeentemedewerker keek dan al samen met de cliënt voorzichtig naar de hoogte van de eigen bijdrage die de cliënt zou moeten betalen, door een proefberekening te maken op de website van het CAK. Voor de invoering van het abonnementstarief, dus vóór 2019, bood dit handvatten voor een gesprek over eventuele alternatieve manieren van ondersteuning. Wanneer de eigen bijdrage - die toen nog inkomensafhankelijk was - hoog uitviel voor een cliënt, kon de gemeente meedenken over andere oplossingen. Het motiveren om bijvoorbeeld particuliere ondersteuning in te schakelen was daardoor makkelijker. In sommige gevallen was deze niet veel duurder, of zelfs goedkoper, dan de eigen bijdrage die men betaalde voor een Wmo-voorziening, terwijl mensen dan wel zelf meer de regie konden behouden. Voor de groep met een hoger inkomen, die in het verleden een hogere eigen bijdrage moest betalen, is de weg van de Wmo nu financieel interessanter geworden.

De grootste verandering na invoering van het abonnementstarief is te zien bij de voorziening hulp bij het huishouden. Voor deze voorziening bestaat een alternatief in de vorm van een particuliere hulp. Door het abonnementstarief is deze particuliere hulp financieel gezien een minder aantrekkelijk alternatief geworden voor hulp bij het huishouden via de Wmo. Voor een groot aantal andere voorzieningen, zoals dagbesteding en begeleiding, thuis is er geen particulier alternatief. Het is daarom niet verrassend dat juist het aantal Wmo-cliënten met hulp bij het huishouden in 2019 veruit het sterkst is gestegen van alle Wmo-voorzieningen.

Dat het abonnementstarief ingaat tegen de basisgedachte achter de Wmo 2015 zorgt bij veel gemeenten voor onbegrip over de invoering ervan. Medewerkers van de Wmo-toegang vinden het voeren van het keukentafelgesprek lastiger geworden. Het draagvlak onder gemeenten voor het abonnementstarief is mede hierdoor laag, zo blijkt uit het eerder genoemde onderzoek. Overigens hebben verschillende partijen vooraf al gewaarschuwd voor dit (onbedoelde) effect.

De vraag is nu wat de weg voorwaarts is. Wanneer de prikkels in het systeem zo blijven bestaan als in de huidige situatie, dan hebben gemeenten maar weinig mogelijkheden om bij te sturen. Wanneer het Rijk niet meegaat in een hogere compensatie voor het toenemende beroep op de Wmo, dan zal een deel van de gemeenten zich genoodzaakt voelen om voorzieningen te verschralen. Het risico is dan dat chronisch zieken die het hard nodig hebben onvoldoende hulp ontvangen en in andere zorgdomeinen de kosten harder oplopen (waterbedeffect). En, er moet dan ook voldoende personeel zijn om al deze ondersteuning te kunnen bieden.

De uitdaging voor gemeenten is om in het keukentafelgesprek met de cliënt te zoeken naar andere manieren om het gesprek over het beroep op eigen netwerk en zelfredzaamheid te kunnen blijven voeren. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Gemeenten hebben dit wel geprobeerd door bijvoorbeeld een voorziening te weigeren als het vermoeden bestond dat de inwoner dit makkelijk zelf kon betalen. Maar deze werden vervolgens teruggefloten door de rechter. Wat kan wel, als de financiële kaart niet gespeeld kan worden? Ik ben benieuwd welke creatieve oplossingen gemeenten hiervoor kunnen bedenken.

Een alternatieve route is om de financiële draagkracht toch te betrekken bij het toekennen van een voorziening of om inkomensgrenzen te stellen aan het abonnementstarief. Daar is wel een aanpassing van de wet voor nodig en dat vereist een stevig politiek debat voor wie deze voorzieningen eigenlijk zijn bedoeld. Een mooi thema voor op de formatietafel van een nieuw kabinet!

Lees verder over Significant Public

(1) https://vng.nl/nieuws/abonnementstarief-onvoldoende-gecompenseerd-grens-bereikt
(2) https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2020Z19562&did=2020D42132

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.