Hoe komen we tot betere schuldhulp? De maatregelen voor verbetering van de schuldhulpverlening vergen externe samenwerking. Voor de gemeente als regiehouder vraagt dit meer sturing en data-monitoring, stelt procesanalist René Bot.
In het schuldendomein is er onmiskenbaar al veel veranderd. Zo is het vanaf 2014 mogelijk om bijzondere bijstand aan te vragen voor de kosten van bewindvoering. Van recente datum geldt met de Brede Schuldenaanpak (2018) ondermeer de wijziging Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en het adviesrecht gemeenten bij schuldenbewind. Een terugkerend element in de nieuwe wet- en regelgeving betreft het toenemende beroep op samenwerking tussen organisaties, oftewel inter-organisationele samenwerking. Voor het programma-management van schuldhulpverlening door de gemeente – schuldhulpverleners – en schuldeisers zoals energieleveranciers, zorgverzekeraars en verhuurders, zijn enkele bevindingen van het eigen onderzoek aangaande dit type samenwerking kort verwoord.
De veelheid en complexiteit van de instanties die binnen het schuldendomein opereren maakt het voor de regiehouder – de gemeente – tot een uitdaging om de financiële problematiek terug te dringen. Twee punten zijn hier van belang om de kwaliteit van de samenwerking voor de deelnemers waar mogelijk te verbeteren: ten eerste door de klant – schuldenaar (cliënt) – centraal te stellen in deze doelstellingen. Dit klinkt enigszins triviaal, maar het blijkt in de praktijk bijzonder lastig te zijn deze invalshoek hier te realiseren. De progressie van de samenwerking komt namelijk tot uiting met wat er voor de cliënt uiteindelijk wordt bereikt. Het verdient zeker aanbeveling om cliënten vooral in een pril stadium van de samenwerking te betrekken en niet pas bij het implementatietraject. Zo zouden via een burgerpanel mogelijke verbeteringen getoetst kunnen worden op effectiviteit.
Uitgaande van de doelstellingen betreft het tweede punt aandacht voor de ontwikkeling van kennis in brede zin. Het is zaak dat alle deelnemers aan de samenwerking hiervoor een commitment uitspreken. Dit kan bijvoorbeeld tot uiting komen door gezamenlijk leerpunten te ontdekken en deze vast te leggen in de werkprocessen. Zijn er in dit verband nieuwe activiteiten noodzakelijk voor de schuldhulp, maar waren deze niet eerder onderkend? Ook de invulling en het samenspel van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden voor de deelnemers is hier van belang om tot afspraken te komen.
De gemeente heeft er een taak bij gekregen met het speerpunt van de vroegsignalering van schulden. Benut die taak door de Monitor Schuldhulpverlening (Divosa & NVVK) uit te breiden met het analyse-instrument process mining. Op basis van metadata van de cases van de schuldenaren kan het hele verloop - van 1e intake tot en met de afronding van een case - gevolgd worden. Leidend voor meer inzicht in de knelpunten zijn hier alle activiteiten in de tijd door actoren voor advies en ondersteuning aan de schuldenaar. Meer dan interessant zijn hier de kenmerken van de cases die een korte doorloop- of overdrachttijd voor de schuldhulp laten zien. Welk samenspel tussen de deelnemers heeft hier vooral aan bijgedragen? Welke specifieke afspraken zijn er gemaakt voor de schuldhulp? En worden alle belangrijke spelers – zoals onder meer zorg- en welzijnsinstellingen – betrokken bij de samenwerking? Naast de eerder genoemde vroegsignalering is eveneens ‘breed kijken’ een belangrijke invalshoek voor de monitoring van de data. Zo komt bijvoorbeeld bij ‘breed kijken’ naar voren dat financiële stress voor de schuldenaar zich kan manifesteren als drempel bij het solliciteren naar een nieuwe baan. Kortom, gemeenten moeten periodiek na gaan welke factoren op basis van de monitoring een verdiepend inzicht geven voor een verbeterde werkwijze voor de schuldhulp.