Nederland is een lappendeken van vele initiatieven en hulpverlening op het gebied van (echt)scheidingsproblematiek. Ouders die gaan scheiden, kunnen met veel verschillende professionals en instanties te maken krijgen. Gemeenten kunnen hier een spilrolfunctie innemen, maar daar zitten ook grenzen aan.
Helaas lukt het niet alle ouders om op een goede manier uit elkaar te gaan. Uit onderzoek van de vFAS, de Nederlandse vereniging voor Familie- en erfrecht Advocaten Scheidingsmediators, blijkt dat 80 procent van de scheidingen in goed onderling overleg worden geregeld. In 10 procent van de gevallen is er sprake van een hoogconflictscheiding, en de resterende 10 procent van de echtscheidingen zijn niet bemiddelbaar.
In verreweg de meeste gevallen lukt het ouders om onder de juiste begeleiding tot afspraken te komen en om respectvol als ouders samen verder te gaan. In het navolgende gaat het om de complexe zaken, de hoogconflictscheidingen. Echter, het is niet ondenkbaar dat, waar er in eerste instantie in goed overleg tot afspraken is gekomen, er zich alsnog een hoogconflictsituatie kan voordoen. Dit kan bijvoorbeeld bij niet gekwalificeerde begeleiding in samenhang met onjuiste gemaakte afspraken of in het geval van een veranderde situatie, zoals een verhuizing, het verlies van een baan of het krijgen van een nieuwe relatie. Scheidingsproblematiek vraagt om een multidisciplinaire aanpak, wat tot duurzame oplossingen moet leiden voor alle betrokkenen.
Juist in complexe zaken, waar kinderen bij betrokken zijn, is het van belang om schade bij kinderen zoveel mogelijk te voorkomen. Dat begint met een vroegtijdige signalering en het inschakelen van gekwalificeerde (rechts)hulpverlening op maat. Complexe zaken staan vrijwel nooit op zichzelf en zijn nooit ingekaderd tot een juridisch vraagstuk. Als familierechtadvocaat zie je vaak een opeenstapeling van problemen, zoals het hebben van grote schulden, huiselijk geweld en/of psychische stoornissen. Rechtsbijstand in (echt)scheidingen ziet dus niet alleen op de inzet van juridische kennis, maar vraagt ook van de familierechtadvocaat om oog te hebben voor de onderliggende problemen bij ouders en de hulpvraag te vertalen tot het juiste hulpverleningstraject.
Vanuit het perspectief van de door de Staat gefinancierde rechtshulp, is de eerstelijns rechtshulp vooral gericht op vraagverheldering, informatie, advies en verwijzing. Rechtzoekenden kunnen daarvoor veelal terecht bij het Juridisch Loket. De tweedelijns rechtshulp ziet op het verlenen van rechtshulp. In de praktijk is dit onderscheid minder strikt en wordt men geacht om als tweedelijns rechtshulpverlener feitelijk eerstelijns rechtshulp te verlenen. Denk in dat kader aan omgangsproblematiek in een langdurige echtscheidingsprocedure, waarin aan een ouder door de andere – met de dagelijkse zorg belaste – ouder omgang met de kinderen wordt ontzegd. Van een familierechtadvocaat wordt dan ook meer verwacht.
Voor gespecialiseerd familierechtadvocaten-scheidingsmediators zijn er ‘best practises’, gedragsregels en een gedragscode gericht op de-escalatie van het scheidingsproces. De organisatie van het hulpaanbod ligt veelal bij de gemeenten, maar voorafgaand aan een juridische procedure of tijdens de mondelinge behandeling ligt juist in zaken waar kinderen bij betrokken zijn de aandacht op ouderschapsbegeleiding, al dan niet gecombineerd met individuele ondersteuning van ouders. Voor de betrokken ouders is het dan van belang dat de familierechtadvocaat en in voorkomende gevallen de familierechter kennis heeft van de verschillende (lokale) jeugdhulpinterventies, zoals de inzet van Veilig Thuis.
Niet in iedere gemeente is er sprake van een helder hulpaanbod en ontbreekt het vaak aan een verbinding tussen de verschillende professionals en instanties. Als de ouders het dan eens zijn geworden om zich tot een hulpverleningstraject te committeren, is het niet uit te leggen dat er wachtlijsten zijn. Een wachttijd van enkele maanden is in dat kader geen uitzondering. Dat geldt overigens ook voor procedures bij rechtbanken, waar zaken soms maanden op de plank blijven liggen. Juist in die situaties is het van belang dat de betrokken professionals zicht hebben op het aanbod aan hulpverlening en binnen dat aanbod de ouders kunnen voorsorteren op de juiste hulpverlening.
Een echtscheiding is maatwerk. Voor de familierechtadvocaat betekent dat specialistische juridische kennis, gecombineerd met mediationvaardigheden om echtgenoten zo goed mogelijk in het proces tot ex-partners te begeleiden. Voor gemeenten betekent maatwerk ondersteuning bieden die zowel bij de ouders als bij de kinderen passen. Van grote waarde is dan het bijeenbrengen van alle professionals en instanties, iets waar veel gemeenten al mee bezig zijn.
In sommige gemeenten is ook steeds meer aandacht voor preventieve hulp, bijvoorbeeld aan aanstaande ouders in Alkmaar. De gemeente Apeldoorn informeert ouders over de negatieve gevolgen van echtscheiding en in Amersfoort is er een scheidingspreventieplan. In beginsel geen slechte ontwikkeling. Lange tijd was er geen enkele vorm van betrokkenheid van de (lokale)overheid bij echtscheidingen. Het is echter de vraag of de initiatieven in Apeldoorn en Amersfoort wellicht niet een stap te ver gaan. De taak van de overheid is om de burger te informeren, en niet om echtscheidingen te voorkomen.
Nederland is een lappendeken aan hulpverleners en initiatieven op het gebied van echtscheiding. Voor veel professionals is het vaak niet helder wat er binnen de eigen gemeente aan hulpverlening te krijgen is. In (gemeente)grensoverschrijdende gevallen is het vaak onduidelijk bij welke instantie en in welke gemeente een ouder voor hulp terecht kan. Zou het dan niet wenselijk zijn dat er vanuit de centrale overheid wordt ingezet om te werken aan de sociale kaart van Nederland? Het zou voor professionals goed zijn om direct te kunnen zien waar welke hulpverlening en op welk niveau wordt aangeboden. Dat zou ook de wachttijden voor een traject aanzienlijk kunnen verkorten.
De vraag is overigens of een gemeente die dit goed organiseert, zit te wachten op hulpverleningstoerisme. Daar zijn de budgetten van de meeste gemeenten waarschijnlijk niet naar. Een deel van het budget wordt aangewend voor de jeugdhulpverlening. Dat is al enkele jaren geen taak van de centrale overheid meer, maar een lokale gemeentelijke aangelegenheid. Ook hier lijkt een parallel te zijn met de afbraak van het stelsel van de gefinancierde rechtshulp onder de Kabinetten-Rutte. Het is immers een gegeven dat de sociaal-advocaat aan het uitsterven is en (complexe) scheidingsproblematiek geprivatiseerd moest worden.
De ogen zijn nu gericht op minister Weerwind (Rechtsbescherming) die, gelet op de invoering van de aanbevelingen van de commissie Van der Meer, oog lijkt te hebben voor de gefinancierde rechtshulp. Anders dan de jeugdhulpverlening is dat een grondrecht, en dus een taak voor de centrale overheid. Maar zou het recht op jeugdhulpverlening, of in ieder geval de financiering, ook geen taak voor de centrale overheid moeten zijn?
Lees ook: Vechtscheidingen: hoe krijg je de strijd alsnog uit de relatie?