Voor de implementatie en uitvoering van de Wet verplichte ggz (Wvggz) en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd) is nog veel werk aan de winkel, voor zowel de overheid als het veld. Dat blijkt uit de evaluatie die onlangs is afgerond. Beide wetten traden op 1 januari 2020 in werking.
De Wvggz regelt het verlenen van verplichte zorg aan mensen met een psychische aandoening. Verplichte zorg is nodig als er door de psychische aandoening gevaar (ernstig nadeel) is of dreigt voor de persoon zelf of anderen. De Wzd beschrijft de rechten van mensen met een verstandelijke beperking en mensen met psychogeriatrische aandoeningen zoals dementie, die onvrijwillige zorg krijgen. Daarnaast regelt deze wet de onvrijwillige opname van deze mensen. De wet is er om deze mensen te beschermen.
De evaluatie is uitgevoerd door het Amsterdam UMC afdeling ethiek, recht en humaniora en het Trimbos-instituut. Deze evaluatie vond plaats in 2 fasen. De rapportage van de eerste fase verscheen eind 2021. In deze fase is een brede juridische, kwalitatieve en kwantitatieve analyse gemaakt van de uitvoerbaarheid en de implementatie van beide wetten. De tweede fase werd in oktober 2022 afgerond. Deze fase had een meer verdiepend karakter en richtte zich vooral op de doeltreffendheid en de (neven)effecten van de beide nieuwe wetten.
Op basis van de bevindingen uit beide onderzoeksfases trekken onderzoekers 3 belangrijke conclusies:
De implementatie van de Wvggz en Wzd is op gang gekomen. Toch verloopt dit op tal van punten nog moeizaam, zeker waar het gaat om de Wzd. Het zal nog een behoorlijke tijd duren voor het implementatieproces is voltooid.
De relatie tussen de Wvggz en de Wzd is ingewikkeld, en roept in de uitvoeringspraktijk veel vragen op. Dit is een gevolg van de keuze om 2 afzonderlijke wetten tot stand te brengen in een situatie van overlappende domeinen. Bovendien is de overlap tussen de doelgroepen veel groter dan gedacht. Hierdoor is de omvang en complexiteit van allerlei ‘grensgeschillen’ aanzienlijk.
De resultaten van de invoering van de Wvggz en Wzd bewegen zich langzaam in de richting van de met beide wetten beoogde doelstellingen. Het gaat vooralsnog om kleine stappen. Beide wetten dragen bij aan meer bewustwording onder zorgverleners. Voor enkele doelstellingen geldt dat nog geen vooruitgang is geboekt. Dat geldt met name voor de doelstelling van beide wetten om dwang terug te dringen. Ook van een wezenlijke verschuiving van intramurale naar ambulante zorg, is nog geen sprake. Een andere belangrijke doelstelling van de nieuwe wetgeving, het bij de besluitvorming betrekken van de wensen en voorkeuren van patiënten, wordt nog maar in beperkte mate bereikt.
Veel van de knelpunten hebben te maken de vele wijzigingen en toevoegingen die zijn gedaan bij de totstandkoming van beide wetten. Dit heeft geleid tot veel complexiteit waarbij de samenhang en verhouding tussen beide regelingen uit het oog is verloren. Mede door de complexiteit van beide wetten hebben deze geleid tot de meerkosten ten opzichte van de eerdere wetgeving.
In totaal zijn er 70 aanbevelingen voor verbetering gedaan. Deze richten zich niet alleen op de inhoud van beide wetten, maar ook op de randvoorwaarden (zoals deskundigheid, organisatie van de zorg, en richtlijnen uit het veld). Er zijn wezenlijke inspanningen van de wetgever, de overheid en het veld nodig om tot een situatie te komen die voor alle betrokkenen enigszins bevredigend is. Tegelijkertijd komen uit de praktijk ook voorbeelden van nuttige initiatieven en ontwikkelingen naar voren. Zowel brancheorganisaties als zorginstellingen zijn, vaak in samenspraak met de overheid of (in het geval van de Wvggz) het ketencoördinatieteam, al geruime tijd bezig om door allerlei initiatieven de werkbaarheid van beide wetten te verbeteren.