In veel gemeenten staat het op de prioriteitenlijst: een integrale aanpak inhet sociaal domein. In Súdwest-Fryslân maken ze er fundamenteel werkvan. De twee betrokken wethouders, Gea Wielinga en Stella van Gent,vertellen er gepassioneerd over, samen met voormalig interim-directeurSociaal Domein Machteld Koelewijn, partner bij BMC. Het weerzien isallerhartelijkst en onmiddellijk spat het enthousiasme over de gemaaktevorderingen eraf. Maar er zijn ook nog volop plannen. Er valt nog altijdveel te winnen voor de inwoners en voor de gemeente en haarprofessionals.
Gea Wielinga bijt het spits af: “Nog voor de decentralisaties in 2015 werden ingevoerd hebben wij in 2014 samen met onze buurgemeente Littenseradiel ingezet op een integrale benadering. We wilden volledig ontschot werken, alle vraagstukken in het sociaal domein integraal aanpakken. Ik ben inmiddels bezig aan mijn derde termijn als wethouder, en ben in de praktijk toegegroeid naar de noodzaak om het voor mensen integraal te regelen en te organiseren. Niet alleen zorg, Wmo en welzijn, maar ook sport, werk en inkomen, en passend onderwijs horen daarbij. De problemen van mensen en de oplossingen om hun situatie te verbeteren hangen immers altijd met elkaar samen. Slechte gezondheid, werkloosheid, armoede, eenzaamheid, opvoedmoeilijkheden: problemen komen bijna altijd in samenhang voor. Daarom brengen wij echt in praktijk wat vaak met de mond wordt beleden: breed georganiseerde gebiedsteams, dichtbij onze inwoners. Daarbij sturen we op resultaat voor een inwoner, die daarin zelf actief betrokken wordt.”
Veel gemeenten hebben dit voornemen, maar wethouder Gea Wielinga is er trots op dat ze dit in Súdwest-Fryslân echt willen en deels ook weten te realiseren. “Samen met alle betrokkenen, om te beginnen met een club stevige ambtenaren. Maar ook alle partijen die op de een of andere manier een rol spelen doen vol enthousiasme mee in dit beginsel. Dus niet elkaar in de haren te vliegen en vooral niet tot op de cent elkaar de vliegen afvangen. We verdelen de kosten globaal en vertrouwen elkaar daarin. Op landelijke bijeenkomsten merk ik dat we hierin echt vernieuwend zijn. Anderen spreken ook wel vergelijkbare intenties uit, maar de uitvoering is vaak zo ingewikkeld dat de inwoner er in de uitvoeringspraktijk weinig van merkt. Hier is ons motto doen en daar ben ik trots op. Op dit moment zien we nog veel mogelijkheden om de integrale aanpak in het sociaal domein verder door te ontwikkelen. Dat stimuleert enorm.”
Stella van Gent is wethouder sinds de zomer van 2015. Vanuit haar huidige portefeuille Onderwijs, Cultuur, Arbeidsparticipatie en Inkomen en vanuit haar vroegere bemoeienis met jeugdhulp is zij even enthousiast voor de integrale benadering van het sociaal domein. “We hebben wel een aantal stappen gezet waarop je het stempel ‘dapper’ zou kunnen zetten. Om te beginnen was de totaliteit van de integratie bijzonder, dus niet stapje voor stapje. Ten tweede was het een heel bijzonder besluit om de mensen die werken binnen de gebiedsteams en die de toegang tot het sociaal domein vormen allemaal zelf in dienst te nemen. Regie en uitvoering door de gemeente zelf. We hebben die keuze gemaakt omdat we geloven dat we die professionals zo het beste kunnen faciliteren en samenhang tussen werk en inkomen, jeugdhulp en Wmo zo het beste kunnen organiseren, uitvoeren en realiseren. Inmiddels werken ze in onze gebiedsteams aan de integrale ondersteuning van inwoners. Bij de zorggerelateerde problemen kunnen ze ook de eventuele financiële problemen meenemen en natuurlijk ook gezondheidsof opvoedproblemen. Dus van het verstrekken van een Wmovoorziening tot het bieden van opvoedondersteuning of schuldhulpverlening. Voor iedereen een win-winformule. Nu zetten we in op finetuning van de hele systematiek. Er zijn uiteraard nog steeds verbetermogelijkheden.”
Machteld Koelewijn wijst op de preventieve werking van de integrale aanpak en de aandacht en inzet die hiervoor is vanuit de gemeente. “De gebiedsteams belichamen de samenhang in de hele keten. Dan kun je de focus van het sociaal domein sterk gericht houden op het versterken van de kracht van de samenleving.” Dat is dan ook de reden waarom de gemeente een stichting heeft opgericht die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het sociaal werk. Naast de inzet op preventie is het hierdoor ook gemakkelijker om de samenwerking met de medische zorg en de zorgverzekeraars te versterken, vooral met het oog op de resultaatsturing. In samenspraak met de zorgverzekeraars kun je beter sturen op de bekostiging. De gemeente wil graag met de zorgverzekeraars de handen ineenslaan om een integraal PGB (persoonsgebonden budget) voor de inwoners te realiseren. Machteld: “Samen investeren, dus ook samen de vruchten plukken, daar valt in veel gemeenten in de relatie met de zorgverzekeraars nog wel wat te doen. Hier wordt er echt op ingezet.”
“En: creatief zijn met de ruimte die de verschillende wetten bieden, bijvoorbeeld samen met het UWV sturen op het uitkeringssysteem”, zegt Stella van Gent. Zij noemt als voorbeeld een specifieke groep waarvoor de gemeente nog beter kan zorgen: kinderen met een autismestoornis. “Het is helemaal geen uitgemaakte zaak dat die kinderen vanzelfsprekend naar een aparte zorgboerderij gaan. De school kan ook specifieke aandacht voor deze kinderen genereren, met onze steun. Ja, daar was passend onderwijs inderdaad voor bedoeld, maar laten we er in de praktijk dan ook echt werk van maken. Het kan, maar het stuit vaak op onwil of onvermogen. Het is onze maatschappelijke verantwoordelijkheid als gemeente om er gericht op te sturen om dit voor elkaar te krijgen, om daarin te investeren. Je kunt er bijvoorbeeld ook voor kiezen om autische kinderen tussen 4 en 18 jaar in een apart klasje te begeleiden. Uiteraard hoort daar in onze integraliteitsfilosofie dan ook schoolmaatschappelijk werk bij.” “Zo kun je ook beter zorgen voor kinderen met andere specifieke problemen - zoals de kinderen die vanuit Syrië of Eritrea hiernaartoe zijn gekomen - bijvoorbeeld door ondersteuning van het jonge kind door peuterwerk”, vult Gea Wielinga aan.
Nog een succesvol samenwerkingsverband passeert de revue, dat van de drie O’s: onderwijs, ondernemers en overheid. De partijen in SúdwestFryslân gingen samen op zoek naar een model dat de samenwerking zou bevorderen met goede uitkomsten voor leerlingen en voor de arbeidsmarkt. Ze gingen kijken in een ’technolab’ voor technische beroepen in Delft. Nu komt er in Sneek ook zo’n technolab. De drie partijen financieren dat elk voor een derde deel, zonder dat ze ver achter de komma kijken naar ieders investeringen en revenuen. Je moet elkaar ook daarin kunnen vertrouwen, zeggen de Friese bestuurders. De mogelijkheden tot verdere uitbouw van het integraliteits- en preventieprincipe in het sociaal domein zijn legio. Het is de ambitie van de gemeente om bij gezondheidsproblemen minder te medicaliseren en meer te sturen op normalisering en de kracht van inwoners en ondersteunende voorzieningen. Het inzetten op de kracht van inwoners en samenleving vormt de kern van de transformatieopgave. Vaker thuis ondersteunen, wat voor de desbetreffende kinderen of volwassenen veel prettiger is en vaak ook beter aansluit. Bovendien is deze aanpak goedkoper, wat ook weer ten goede komt aan de hele maatschappij. Zo kun je het doel van de decentralisatie - zaken dichtbij en op maat proberen te regelen - daadwerkelijk realiseren.
Zijn de verwachtingen niet erg hooggespannen? Gea Wielinga: “Je moet realistisch zijn. Naast de inwoner gaan staan die zorg, hulp en ondersteuning nodig heeft. Wat wil en kun je samen bereiken? Ook is het belangrijk om alert te blijven dat we de gebiedsteams niet overladen met opdrachten.” Stella van Gent: “In relatie tot de arbeidsmarkt: we onderzoeken nu van 500 mensen die een uitkering krijgen wat ze zouden kunnen. In welke sectoren kan iemand een kans krijgen, waar liggen zijn of haar drijfveren? Ook dat doen we zelf, we besteden het niet uit. We zorgen er zelf voor dat mensen weer een ritme opbouwen, leren omgaan met collega’s. Dat stelt ons in staat om zeer scherp te beoordelen wanneer iemand een uitkering aanvraagt. Dat kost wel veel tijd, maar we leren er ook veel van. Die kennis houden we dus dicht bij ons. Ook zo versterken we de eigen kracht van mensen. En de eigen kracht van onszelf als gemeente. We zoeken uit hoe het komt dat mensen schulden opbouwen en wat wij daaraan kunnen doen. Niet op een hoog abstractieniveau, maar heel praktisch, dicht bij huis. Alles begint bij een helder beeld van de draaglast en draagkracht van inwoners en vervolgens hoe wij die draagkracht kunnen versterken. En wat wij kunnen doen zodat problemen verdwijnen of in ieder geval kleiner worden. Het zou ideaal zijn wanneer de samenleving dat allemaal zelf als vanzelfsprekend zou doen, maar dat is niet realistisch. Je zult er als overheid en professionals altijd iets als een ondersteuningssystematiek voor moeten optuigen.”
Wat is de echte succesfactor die ervoor zorgt dat jullie de richting en de vaart er zo goed inhouden? is daarop de vraag van Machteld Koelewijn. Stella en Gea zijn het volledig eens: “Het collectieve geloof dat deze aanpak het beste werkt voor de inwoners, waar de lokale samenleving baat bij heeft. Mensen bij elkaar brengen, met ondersteunende voorzieningen, vrijwilligers, lokaal maatwerk, samen met de gebiedsregisseur. Er gaat in zekere zin ook een preventieve werking van uit. Bij deze frisse en energieke aanpak, die tijd kost, moet je dus afscheid nemen van oude systemen en patronen. Durven loslaten. En geloven dat daarbij enige professionele vernieuwende sturing van de gemeente nodig is. Hoewel er honderd keer meer gebeurt dan wij bij de gemeente weten - en dat is maar goed ook. We zijn echt geïnteresseerd in de mensen, gaan het gesprek aan over wat hen frustreert. We zoeken de onderlaag in de samenleving actief op, zodat de mensen niet hun toevlucht hoeven te nemen tot ‘gele hesjes’. Op het gebied van wonen hebben we in dit verband de eerste initiatieven genomen om met de mensen zelf en met andere partijen, zoals bouwers, corporaties en arbeidsmarkt, in gesprek te gaan. Onvrede kan worden geventileerd wanneer alle partijen een open gesprek met elkaar willen aangaan. Door elkaar in de ogen te kijken en te luisteren ontstaat er verbinding en ruimte voor uitwisseling van standpunten.” Tot slot van het gesprek beamen allen, als vrolijke noot, dat het misschien ook wel helpt dat er zo veel vrouwen aan dit onderwerp trekken. “Wij hebben totaal geen behoefte om onszelf te profileren. Tenzij BMC ons vraagt toelichting te geven op het succes van Súdwest-Fryslân, uiteraard!”