Menu

Filter op
content
PONT Zorg&Sociaal

0

Opinie: Hugo de Jonge geeft blijk van oude bestuurscultuur en minachting van de rechter

Waarom zouden we respect op moeten brengen voor een uitspraak van de rechter? Die vraag kwam bij mij op toen ik de brief van Hugo de Jonge van 5 oktober 2021 las. Een bijzonder vaag geformuleerd stukje proza waarin hij gemeenten oproept er met de burger in voorkomende gevallen ‘samen uit te komen’ maar er staat eigenlijk: wat de hoogste rechter ook oordeelt, leg het naast u neer. Het toont weer eens aan dat dit kabinet, ook in zijn demissionaire vorm, het met de basisregels van de rechtsstaat niet zo nauw neemt.

2 november 2021

In de Wmo 2015 is neergelegd dat de gemeente maatwerk dient te leveren. Nou is dat een rekbaar begrip, en ook voor meerdere interpretaties vatbaar. Wat de gemeente maatwerk vindt, hoeft dat niet in de ogen van de betreffende burger te zijn. Dat leidt tot discussie en die wordt door de rechter beslist. Die betrekt daarbij ook elementaire beginselen als de rechtszekerheid. Als een besluit wat de inhoud betreft te vaag is, dan biedt dat besluit onvoldoende rechtszekerheid.

Onder de Wmo 2015 –maar ook al eerder- heeft de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) geoordeeld dat deze manier van werken door veel gemeenten niet voldoende rechtszekerheid biedt (ECLI:NL:CRVB:2016:1491(Wmo 2007), ECLI:NL:CRVB:2018:3241 (Wmo 2015). Gemeenten voorzagen namelijk in huishoudelijke hulp aan hun burgers met de belofte dat er een ‘schoon en leefbaar huis’ zou worden gerealiseerd. Dat was te weinig concreet en daarmee in strijd met de rechtszekerheid. De burger moest weten welke ondersteuning hij naar aard en omvang, in uren dus, van de gemeente kon verwachten.

Kortom de rechter had de uitvoering door het bestuursorgaan getoetst aan de wet en het elementaire beginsel van de rechtszekerheid en geoordeeld dat de uitvoeringspraktijk niet door de beugel kon.

Dat leidde uiteraard tot een reactie uit Den Haag. De wet zou zodanig worden aangepast dat het indiceren in de vorm van een ‘schoon en leefbaar huis’ wel de toets der rechterlijke kritiek zou kunnen doorstaan. Op zich begrijpelijk, maar wat minder begrijpelijk is, is dat de minister (toen nog niet demissionair) een beleid (Kamerstukken II 29538, nr. 292) ontwikkelde dat kortgezegd inhield dat de gemeenten de uitspraak van de CRvB maar naast zich neer moesten leggen omdat er zou wetgeving komen. Gemeenten moesten doorgaan op de ingeslagen weg.

Onlangs herbevestigde de CRvB (ECLI:NL:CRVB:2021:1381) dat er niet in resultaten dient te worden geïndiceerd. Het ging deze keer om begeleiding, maar de boodschap was hetzelfde: de gemeente handelt in de strijd met de rechtszekerheid.

Twee keer gewaarschuwd inmiddels, maar dit leidt niet tot een andere opstelling door de (inmiddels demissionaire) minister De Jong. Hij schrijft: “Dit leidt ertoe dat ik, ook op basis van deze recente uitspraak, het bestaande beleid, zoals vastgelegd in mijn brief van 12 april 2019, voortzet. Dit beleid houdt in dat ik gemeenten, die klachten en bezwaren tegen beschikken op resultaat ontvangen, oproep samen met de cliënt te zoeken naar een oplossing die past bij de lokale uitgangspunten, maar recht doet aan de uitspraken van de hoogste bestuursrechter. Verder acht ik het raadzaam dat gemeenten hun lokale beleid en uitvoering al zoveel mogelijk in lijn brengen met de voorgenomen wetswijziging en al datgene doen om de rechtszekerheid van hun cliënten in de praktijk te borgen.”1)

Wat staat hier nou? Er staat: gemeenten, ga gewoon lekker op de ingeslagen weg voort met resultaat gericht indiceren en onvoldoende rechtszekerheid bieden, maar als mensen in bezwaar komen of klachten indienen, probeer ze dan tevreden te stellen door ze een indicatie in aard en omvang (=uren) te geven. Voor de rest: bereid je voor op een voorstel tot wetswijziging waarvan het advies van de Raad van State nog niet bekend is en dat voorlopig nog controversieel is en ergens in de komende jaren misschien zijn beslag zal krijgen.

Hoezo nieuwe bestuurscultuur? Het is gewoon minachting van de rechtspraak. De volgorde behoort te zijn dat eerst de wet wordt aangepast en dat er dan een nieuwe uitvoeringspraktijk ontstaat die vervolgens door de rechter wordt getoetst. De minister en zijn ambtenaren staan niet boven de wet, evenmin als de burger.

1) https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2021/10/05/kamerbrief-over-gevolgen-uitspraak-crvb-inzake-resultaatgericht-beschikken-op-basis-van-de-wmo-2015

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.