Al tijden ga ik naar dezelfde kapper in de buurt van mijn vorige werkgever. Ze is niet duur en heeft een berg aan ervaring. Maar dat is niet de voornaamste reden dat ik – ook in tijden van thuiswerken en met een andere baan – steeds naar haar toe blijf gaan. Het belangrijkste is dat zij mij goed kent. Ze weet precies wat ik leuk vind en wat er met mijn haar mogelijk is. Dat is efficiënt, want ik hoef niet telkens opnieuw uit te leggen wat ik wil. En het borgt de kwaliteit: het voorkomt immers dat ik ontevreden terugkom voor grover herstelwerk.
In de zorg is het nog belangrijker om cliënten te kennen. Wanneer zorgverleners iemand goed kennen, kan dat helpen om een persoonlijk behandelplan op te stellen. Dit was een belangrijk argument om in 2015 de ondersteuning van ouderen en jeugdzorg van het Rijk naar gemeenten over te hevelen. Gemeenten staan dichter bij de burger dan het Rijk en zijn daarom beter in staat maatwerk te organiseren, zo was de gedachte. Dit zou vervolgens kunnen helpen om het gebruik van overbodige of zware zorg te voorkomen.
Veel gemeenten hebben zogeheten wijkteams opgericht om de toegang tot zorg dichter bij de burger te organiseren. Daarin werken hulpverleners vanuit verschillende specialismen samen, zodat ze ook mensen kunnen helpen die meerdere hulpvragen hebben. Bovendien bieden sommige wijkteams zelf behandelingen aan. Daarnaast kunnen ze actief op zoek gaan naar mensen die zich niet melden, maar wel hulp nodig hebben. Daarmee verschillen wijkteams flink van traditionele gemeenteloketten, waar ambtenaren de binnenkomende zorgaanvragen van burgers afhandelen.
Maar weten wijkteams het gebruik van overbodige of zware zorg ook daadwerkelijk te verminderen? Het CPB heeft de afgelopen jaren verschillende onderzoeken gedaan naar de effecten van wijkteams op het gebruik van ouderenzorg en jeugdzorg. Er is niet alleen gekeken naar verschillen in zorggebruik tussen gemeenten met en zonder wijkteams, maar ook naar het effect van de activiteiten van wijkteams.
Een van deze onderzoeken laat zien dat de inzet van wijkteams in de ouderenzorg leidt tot een toename in het gebruik van Wmo-maatwerk. Meer mensen ontvingen persoonlijke begeleiding (zoals hulp bij het nemen van medicatie, of het doen van boodschappen) en dagbesteding. Tegelijkertijd laat ander onderzoek zien dat dit niet leidt tot minder gebruik van zwaardere ouderenzorg, namelijk wijkverpleging of verpleeghuiszorg.
Ook in de jeugdzorg leidt de inzet van wijkteams die zelf hulp verlenen niet tot minder gebruik van zwaardere zorg. Maar natuurlijk is niet ieder wijkteam hetzelfde. Er is daarom ook gekeken of het uitmaakt hoe actief ze zijn. Onderzoekers vergeleken daarbij wijkteams die zelf relatief veel jeugdzorgtrajecten zonder verblijf verzorgen met wijkteams die dat minder vaak zelf doen. Dit verandert de resultaten flink. Wat blijkt namelijk: in gemeenten met actieve wijkteams wordt er minder gebruikgemaakt van zwaardere tweedelijnsjeugdzorg. Bovendien blijken actieve wijkteams beter in staat om jeugdzorg te leveren aan moeilijk bereikbare groepen, zoals kinderen van ouders met de laagste inkomens.
De inzet van wijkteams heeft dus niet geleid tot minder gebruik van zwaardere zorg. Toch kun je niet stellen dat ze het beoogde maatwerk niet hebben geleverd. Je moet een kapper ook niet alleen beoordelen op de verhouding tussen uitgebreide knipbeurten en de keren bijpunten. Wie welke behandeling heeft gekregen, bepaalt uiteindelijk of het maatwerk is. Misschien zorgen wijkteams er juist wel voor dat sommige mensen af kunnen met lichtere zorg, terwijl anderen juist eerder worden doorverwezen naar de zware zorg die zij hard nodig hebben. De actiefste wijkteams kunnen in de jeugdzorg in elk geval beide effecten teweeg brengen. Al met al lijken wijkteams daarmee wel een beetje op kappers: de ene is de andere niet.