Een paar maanden geleden las ik in een nieuwsartikel, dat het taalniveau van Nederlandse jongeren verder was gedaald ten opzichte van een aantal jaar geleden. Dit is een signaal dat het probleem van laaggeletterdheid een steeds groter maatschappelijk probleem zal worden in de toekomst. Daarom is het goed dat er steeds meer aandacht is voor het onderwerp laaggeletterd. Bijvoorbeeld door de series van de afgelopen maanden bij de publieke omroep over laaggeletterdheid.
In deze blog zet ik het thema laaggeletterdheid centraal. Daarom is het belangrijk om eerst te snappen wat laaggeletterdheid is. Vervolgens sta ik stil bij de financiering van een aanpak voor laaggeletterdheid. Als laatste doe ik suggesties voor een aanpak voor laaggeletterdheid in een gemeente.
Volgens de stichting Lezen en Schrijven is iemand laaggeletterd, die moeite heeft met lezen, schrijven en/of rekenen. Dit heeft invloed op verschillende dimensies van iemands leven, bijvoorbeeld werk, gezondheid of financiële zaken.
Laaggeletterdheid kan worden herkend aan verschillende signalen, waaraan mensen met laaggeletterdheid herkend kunnen worden. Signalen zijn bijvoorbeeld smoesjes gebruiken, negatieve schoolervaringen, geen e-mailadres hebben of (een langere periode) werkloos zijn.
Om een aanpak voor laaggeletterdheid te financieren kan een gemeente lokale middelen gebruiken. Deze middelen kan een gemeente bijvoorbeeld gebruiken voor het opzetten van een digi-taalhuis (een plek waar vraag en aanbod rondom (digi)taal ontwikkeling samen komen) of voor het vergroten van het bewustzijn rondom het thema.
Naast lokale middelen krijgt iedere gemeente ook middelen vanuit de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB). De WEB middelen zijn landelijke middelen; per arbeidsmarktregio worden deze middelen verdeeld onder de gemeente. Vanuit de WEB middelen kunnen gemeenten taaltrajecten inkopen bij aanbieders in de gemeente of regio.
Een aanpak van laaggeletterdheid is verschillend per gemeente. Iedere gemeente heeft zijn eigen situatie, die vraagt om een andere inzet van de gemeente op het thema van laaggeletterdheid. Ondanks dat een aanpak van laaggeletterdheid verschilt per gemeente zijn er ook overeenkomsten in de aanpakken van gemeenten in Nederland.
Eén van de overeenkomsten is dat veel gemeenten werken met een digi-taalhuis. In een digi-taalhuis worden vraag en aanbod rondom het thema laaggeletterdheid en digitale vaardigheden samengebracht. Een digi-taalhuis is vaak de plek in de gemeente, waar inwoners terecht kunnen met hun ondersteuningsvragen rondom (digi-)tale vaardigheden. Vaak is het digi-taalhuis een samenwerking tussen een gemeente en de bibliotheek, waarbij de bibliotheek vaak de uitvoerende partij is.
Een andere overeenkomst in de aanpak is dat de focus vooral ligt op het herkennen van laaggeletterdheid. Zo worden binnen veel gemeenten professionals getraind op het herkennen van laaggeletterdheid. Ook is er vaak veel communicatie rondom het thema om inwoners bewust te maken van het onderwerp en om het probleem van laaggeletterdheid te herkennen.
Als laatste overeenkomst is dat een aanpak laaggeletterdheid vaak raakvlakken heeft met verschillende beleidsvelden binnen de gemeente, zoals gezondheid en armoede. In veel gemeenten is te zien, dat er wel verbinding is tussen laaggeletterdheid en andere beleidsterreinen. Alleen is er vaak geen integrale aanpak, die de verschillende beleidsterreinen met elkaar verbindt rondom het thema laaggeletterdheid.
Bovenstaande overeenkomsten zijn vooral gericht op het oplossen van het probleem van laaggeletterdheid. Echter kan een gemeente ook inzetten op het voorkomen van laaggeletterdheid. Bijvoorbeeld in het onderwijs, door het bevorderen van de leeskwaliteiten van kinderen. Een gemeente kan bijvoorbeeld met de lokale bibliotheek een aantal programma’s, zoals de bibliotheek op school of boekstart, ervoor zorgen dat kinderen voor en op de basisschool te maken krijgen met lezen en extra taalonderwijs. Ook via andere preventieve activiteiten op scholen of voor- of naschoolse opvang kan laaggeletterdheid bij kinderen worden voorkomen.
Mijn conclusie over het beleidsterrein laaggeletterdheid is dat er al veel gebeurd. Alleen mist vaak de integraliteit van het beleid rondom laaggeletterdheid, omdat overal een stukje laaggeletterdheid in zit. Alleen is dit verdeeld over allerlei verschillende beleidsterreinen binnen de gemeente. Hierdoor is niet altijd even goed duidelijk wat er gebeurt in het kader van laaggeletterdheid. Zorg daarom voor integrale afstemming met diverse beleidsterreinen voor een sluitende aanpak voor laaggeletterden.
Naast dit pleidooi voor een integrale aanpak van laaggeletterdheid wil ik ook graag pleiten voor de urgentie van een aanpak van laaggeletterdheid. Het probleem van laaggeletterdheid is de afgelopen jaren flink gegroeid. Daarom is wenselijk dat gemeenten en maatschappelijke organisaties snel en gepaste acties ondernemen om laaggeletterdheid terug te dringen. Daarbij ook aandacht hebben voor het voorkomen van laaggeletterdheid door lezen en taal te stimuleren binnen het onderwijs.