Een goede mondgezondheid is van wezenlijk belang voor het algemeen welbevinden van ouderen. Toch zijn er in Nederland ruim 300.000 thuiswonende kwetsbare ouderen met een matige tot slechte mondgezondheid. Om (het risico op) mondproblemen zo klein mogelijk te houden is tijdige signalering en multidisciplinaire samenwerking tussen mondzorgverleners en eerstelijnszorgverleners noodzakelijk. Daarnaast zal de mondzorg beter toegankelijk moeten worden voor de kwetsbare oudere zelf. Dit blijkt uit onderzoek van het Nivel in opdracht van Zorginstituut Nederland.
Mondproblemen bij thuiswonende kwetsbare ouderen worden lang niet altijd herkend en onderkend, waardoor deze groep mensen steeds vaker buiten beeld blijft bij tandartsen en andere mondzorgverleners. Het Nivel onderzocht hoe de kwaliteit van en de toegang tot mondzorg voor thuiswonende kwetsbare ouderen verbeterd kan worden.
Mondzorgverleners en zorgverleners in de eerste lijn zijn het unaniem eens dat mondzorg integraal onderdeel zou moeten zijn van eerstelijnszorg aan thuiswonende kwetsbare ouderen. In de praktijk blijkt het geven van kwalitatief goede mondzorg echter niet eenvoudig en loopt men tegen de nodige knelpunten aan. We noemen de belangrijkste die in het onderzoek naar voren kwamen.
Men is zich vaak onvoldoende bewust van het belang van mondgezondheid. Dit geldt niet alleen voor kwetsbare ouderen zelf en hun mantelzorgers, maar ook voor eerstelijnszorgverleners als huisartsen, praktijkondersteuners (POHs) en wijkverpleegkundigen. Mondzorgverleners ontbreekt het vaak aan kennis en vaardigheden om kwetsbaarheid te herkennen en ermee om te gaan. Andersom beschikken eerstelijnszorgverleners en mantelzorgers die betrokken zijn bij de zorg voor kwetsbare ouderen over te weinig kennis en te weinig vaardigheden om mondproblemen te herkennen en hier preventief aandacht aan te besteden.
Voor de kwetsbare oudere zelf blijkt de zorg vaak slecht toegankelijk, zowel in logistiek als financieel opzicht. De slechte toegang wordt bijvoorbeeld veroorzaakt door fysieke beperkingen en daaraan gerelateerde mobiliteitsproblemen, denk aan het ontbreken van hulp bij vervoer, het moeite hebben met het maken van een afspraak door beperkte gezondheidsvaardigheden en het beschikken over te weinig financiële middelen. Maar ook angst en een lage prioritering van mondzorg ten opzichte van de zorg voor andere aandoeningen spelen een rol.
Bij sommige mondzorgverleners is er een gebrek aan motivatie om kwetsbare ouderen te behandelen. Men ziet op tegen de complexiteit van de taak en ervaart een gebrek aan financiële prikkels om de tijdsintensieve zorg te geven. Ten slotte lijkt de algehele financieringsstructuur en bekostiging van mondzorg van kwetsbare ouderen niet te passen bij de multidisciplinaire en integrale zorg voor ouderen, waar ook mondzorg deel van zou moeten uitmaken.
Oplossingsrichtingen om met deze knelpunten om te gaan zijn talrijk, zo blijkt uit het onderzoek. Ze liggen op het gebied van tijdige signalering, preventieve mondzorg, multidisciplinaire samenwerking liefst aan de hand van een gezamenlijk behandelplan, voorlichting, het vergroten van bewustzijn, ondersteuning van zelfzorg en passende financiering en bekostiging. Aan de hand van een aantal best-practices wordt in het rapport geïllustreerd hoe deze oplossingsrichtingen vormgegeven kunnen worden om mondzorg aan thuiswonende kwetsbare ouderen te verbeteren.
Voor het onderzoek is gebruikgemaakt van een combinatie van methoden: een verkenning van relevante Nederlandse en buitenlandse literatuur, tien interviews met experts en een bredere enquête onder 174 zorgverleners en (vertegenwoordigers van) ouderen.