In 2015 is begeleiding vanuit de AWBZ overgeheveld naar de Wmo. Sindsdien zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het onderzoek naar en de uitvoer van individuele begeleiding en dagopvang.
Onderzoek
Gemeenten hebben veel aandacht besteed aan de methodiek van onderzoek. De zelfredzaamheidsmatrix is geïntroduceerd en door veel gemeenten opgenomen in de beleidsregels. Domeinen of resultaatgebieden worden in kaart gebracht en de cliënt wordt, voor wat betreft zijn zelfredzaamheid, gescoord op een schaal van 0 tot 5. De gemeente neemt vervolgens een besluit waarbij een afweging wordt gemaakt over de inzet van eigen kracht, het sociaal netwerk en voorliggende oplossingen. Tenslotte wordt bepaald of er een noodzaak bestaat voor een maatwerkvoorziening. Bovengenoemde, of vergelijkbare processen, zijn inmiddels bij gemeenten goed omschreven. De gemeente heeft de regie en gaat bij haar onderzoek mijn inziens uit van de juiste grondhouding: “ja, mits”.
Leveringsvorm
In het kader van keuzevrijheid, en rekening houdend met artikel 2.3.6 Wmo 2015, wordt de cliënt vervolgens de vraag gesteld op welke wijze hij de maatwerkvoorziening wil verzilveren. Kiest de cliënt voor een pgb dan gebeurt er iets wonderlijks: De grondhouding van de gemeente verandert plotseling naar: “nee, tenzij”. Zorg in natura staat centraal. De cliënt moet motiveren waarom een pgb een passende leveringsvorm is.
In de beleidsregels van veel gemeenten worden allerlei voorwaarden benoemd waar de cliënt aan dient te voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor een pgb. Onderstaand enkele voorbeelden:
Ingevolge artikel 2.3.6, tweede lid Wmo 2015, wordt een pgb alleen verstrekt indien de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, door hem niet passend wordt geacht;
In het plan van aanpak van de burger moet duidelijk worden aangetoond dat de verstrekking van een pgb aantoonbaar leidt tot betere en effectievere ondersteuning. Ook dient de ondersteuning aantoonbaar doelmatiger te zijn;
De cliënt wordt bekwaam geacht om een pgb te beheren als hij in staat is de eigen situatie te overzien, zelf de zorg te kiezen, te regelen en aan te sturen en de kwaliteit en voortgang van de zorg te bewaken;
Indien de toekenning van een pgb het voortbestaan van een collectieve voorziening (individueel verstrekt) in gevaar kan brengen, wordt geen pgb verstrekt.
Bij het verzoek van de cliënt om de ondersteuning in de vorm van een pgb geleverd te krijgen zou de grondhouding van de gemeente mijns inziens ook “ja, mits” moeten zijn. De gemeente heeft immers de plicht om te waarborgen dat de geboden ondersteuning veilig, doeltreffend en cliëntgericht is. Dit geldt zowel voor de ondersteuning in natura als de ondersteuning in de vorm van een pgb. Zie ook de uitspraak van de CRvB (ECLI:NL:CRVB:2018:375). Hierin geef de CRvB aan dat in artikel 2.3.6, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wmo 2015 is bepaald dat een pgb wordt verstrekt, indien naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.
Lees dit artikel verder in het gratis online magazine Pgb.