De VNG berichtte op 28 augustus dat het wettelijk minimumloon niet langer mag worden gebruikt als tarief voor hulp uit het sociale netwerk via persoonsgebonden budget (pgb): dit volgt uit uitspraken van de CRvB. In dit vervolgbericht meer over de tarieven die gemeenten moeten hanteren.
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) bepaalt dat gemeenten bij het vaststellen van het bedrag voor een pgb voor de inhuur van iemand uit het sociale netwerk moeten uitgaan van de volgende tarieven:
Bij huishoudelijke hulp: het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij hulp bij het huishouden van de voor de betreffende periode geldende cao VVT (Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg), te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.
Bij begeleiding: het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij de Functie Waardering Gezondheidszorg (FWG 30) van de voor de betreffende periode geldende cao VVT, te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.
De tarieven per uur, zoals weergegeven in de tabel hieronder, omvatten zowel 8% vakantietoeslag als 237 verlofuren, berekend op basis van een fulltime dienstverband volgens de cao vvt. Deze bedragen moeten als bruto bedragen worden vermeld in de beschikking. De Sociale Verzekeringsbank is verantwoordelijk voor het aftrekken van lasten, zoals werkgeverslasten, zodat de zorgverlener uiteindelijk een netto bedrag ontvangt.
|
HBH 5 |
FWG 30 periodiek 10 |
Huidig |
€ 18,82 |
€ 22,11 |
Vanaf oktober 2023 |
€ 19,80 |
€ 23,23 |
Vanaf maart 2024 |
€ 20,39 |
€ 23,82 |
Vanaf oktober 2024 |
€ 20,99 |
€ 24,42 |
Het ministerie van VWS verkent wat de verdere implicaties zijn van de uitspraken van de CRvB en stemt daarbij af met de VNG.