De VNG had op 30 juni bestuurlijk overleg met staatssecretaris Van Ooijen van VWS over onder andere de inkomensafhankelijke eigen bijdrage Wmo huishoudelijke hulp en het houdbaarheidsonderzoek Wmo. Hieronder leest u de belangrijkste bevindingen van dit overleg.
De komende maanden gaat er een wetswijzing Wmo in consultatie. Deze maakt het mogelijk dat per 2025 een vorm van inkomensafhankelijke eigen bijdrage gevraagd kan worden voor de hulp bij het huishouden. De VNG vindt het een goede zaak dat het abonnementstarief nu wordt aangepast voor huishoudelijke hulp. De voorgenomen aanpassing levert gemeenten echter vooralsnog geen besparing op.
Wat de maatregel per 2025 volgens een raming van het rijk moet gaan opleveren aan gedragseffect (uitstroom/minder instroom) en aan hogere inkomsten uit de eigen bijdragen (in totaal € 95 miljoen), wordt bij de invoering per 2025 weer gekort op het gemeentefonds. De € 260 miljoen, wat het abonnementstarief de gemeenten jaarlijks kost, krijgen gemeenten nog steeds niet gecompenseerd door het rijk.
De VNG benadrukte de afgelopen maanden steeds dat de passende eigen bijdrage niet alleen moet gaan over de hulp bij het huishouden, maar ook over woningaanpassingen en hulpmiddelen. Op de algemene ledenvergadering is hierover een motie aangenomen (pdf). Het beroep op deze voorzieningen door mensen met hogere inkomens gaat de komende jaren steeds meer stijgen. Meer mensen blijven immers langer thuis wonen en daarnaast zet het kabinet in op verdere scheiding van wonen en zorg. Hierdoor moeten gemeenten ook aan steeds meer inwoners met een Wlz-indicatie hulpmiddelen verstrekken.
Het kabinet neemt de nadrukkelijke wens van gemeenten niet over om ook voor hulpmiddelen en woningaanpassingen de inkomensafhankelijke eigen bijdrage opnieuw in te voeren. Wel is er overeenstemming dat het gedragseffect bij de hulp bij het huishouden en ook de ontwikkelingen bij de woningaanpassingen en hulpmiddelen, worden gemonitord en dat de parameters worden aangepast als het geraamde gedragseffect uitblijft.
VWS en VNG zijn het erover eens dat het houdbaarheidsonderzoek naar de Wmo op de langere termijn zo spoedig mogelijk van start moet gaan. Dit onderzoek brengt de maatschappelijke opgave voor gemeenten voor de langere termijn (20 jaar) in kaart en in relatie met de ontwikkeling van de kosten en de budgetten in het gemeentefonds. Er is afgesproken dat het onderzoeksvoorstel van het CPB na het zomerreces bestuurlijk wordt geaccordeerd. Er wordt een onafhankelijke procesbegeleider aangesteld en er zullen spelregels worden opgesteld voor de deelnemende partijen (de ministeries VWS, BZK, Financiën en de VNG) over hoe om te gaan met de resultaten van het onderzoek.